Wereldreizigers

Martin Spoormans: Mister Carambola is nog altijd even fanatiek

Gepubliceerd: 22 september 2022  |  Door: Peter Meulemans  |  Onderox editie: 223

ARENDONK – Hij kreeg zijn eerste keu van zijn grootvader. Voor honderd frank. Ze heeft nog steeds een prominente plaats in zijn woning, die verder uitpuilt van de trofeeën, bekers, kostuums en heel veel boeken. Allemaal gewonnen met het biljarten, van Afrika tot in Amerika. We hebben het over Martin Spoormams (72), ook bekend als ‘Mister Carambola’. 55 jaar na zijn eerste Belgische titel is hij nog steeds even fanatiek. En niet alleen in het biljarten.

Het gebeurt niet alle dagen dat ik bij een wereldkampioen aan tafel mag aanschuiven. Het was in 1993 in Denemarken waar Martin zijn eerste wereldtitel binnenhaalde. Een prestatie die hij daarna niet meer kon herhalen, al staan er mogelijk een vijftigtal Belgische titels op zijn naam. Niet enkel in het driebanden maar ook in English billiards, snooker, vrij spel en ga maar door. Verder bracht de sport hem naar alle uithoeken van de wereld en was hij zelfs vijf jaar de bondscoach van het biljartteam van Singapore. En te weten dat het allemaal begon bij Café Biljart aan de Hovestraat in Arendonk.

Martin, je was tien jaar toen jouw vader de biljartclub oprichtte van Café Biljart. Was je meteen verkocht?
Martin Spoormans: “Eigenlijk wel. Al waren we toen in 1962. Dat waren andere tijden dan nu hé. Mijn vader had een biljart gekocht voor drieduizend frank, een immens kapitaal toen. Van mijn gootvader kreeg ik een keu. Gekocht voor honderd frank. En de trein was vertrokken. Ik speelde graag en ik speelde veel. We hadden een winkel op het Schotelven en achter de winkel hadden we een ruimte ingericht om te kunnen spelen. Toen bleek wel dat ik wat aanleg had. Ik begon meer en meer wedstrijden te spelen. Op mijn vijftiende sloot ik mij aan bij een club in Mol waar ik elke woensdag en zaterdag les kreeg. Dus dat was steeds met het fietsje naar Mol. Heel andere tijden dus.” (lacht)

De medailles en trofeeën verraden dat er daarna nog veel overwinningen zijn gevolgd.
“Mijn eerste Belgische titel dateert van 1967. Ik was toen zeventien. In Pepinster. In dat jaar heb ik mij aangesloten bij de Belgische bond en begon ik snel progressie te maken. Op een gegeven moment maakte ik in die periode 3.011 punten na elkaar in het vrij spel. Ik stond toen vijf en een half uur aan de tafel. Een jaar later moest ik naar het leger, als telexoperator. Ik geloof niet dat dat nu nog bestaat. (lacht) Omdat ik toen al wel gekend was als biljarter was ik ook verantwoordelijk voor de bar van de officieren. Daar stond een biljart. Zo kon ik veel blijven oefenen. Na mijn legerdienst startte ik bij Philips in Turnhout. Als reparateur van machines. Maar ik bleef uiteraard veel tornooien spelen. Als hobby weliswaar want er werd in die tijd niet betaald. Helaas.” (lacht)

Ik kan me voorstellen dat het begin jaren ’70 niet altijd eenvoudig was om die verplaatsingen te maken voor al die tornooien.
“Dat was in combinatie met het werk bij Philips inderdaad niet eenvoudig. We moesten veel in Luik en Charleroi gaan spelen. Dat waren toen al behoorlijke verplaatsingen. Ik begon dan minder en minder te werken. Maar ik ben wel altijd bij Philips gebleven. Ze waren één van mijn eerste sponsors. Op oude foto’s zal je zien dat ik heel vaak een T-shirt met reclame van Philips droeg. Zo werd ik toch al een beetje betaald om te biljarten. Nog later werd ik deels zelfstandige verkoper. Van biljarttafels en keus. Stilaan rolde ik meer en meer in het wereldje. Weet je trouwens hoe een keu gemaakt wordt?”

Vertel!
“Pas op met wat je zegt. Want op school heb ik ooit een spreekbeurt gegeven over de keu. Na een uur werd ik vriendelijk gevraagd om af te ronden. Ik stond nog altijd even enthousiast te vertellen. (lacht) Het eerste deel van de keu wordt steeds gemaakt van Canadees hout. Dat heeft zeer warme zomers en zeer koude winters. Dat maakt dat het hout minder gevoelig is voor temperatuurschommelingen. Want die keu moet uiteraard kaarsrecht blijven. Tussen alle bewerkingen door laten ze die ook twee maal een half jaar drogen. Ook het ‘inleggen’ van de tekeningen is erg intensief. Dat maakt dat een keu relatief duur is en al gauw 1.250 euro kost. Omdat ik sindsdien meer en meer gesponsord werd en zelf keus verkocht had ik toen een eigen keu met mijn naam op. Je kan het nog niet vergelijken met een Messi die voetbalschoenen heeft met zijn naam op maar het komt toch al in de buurt.” (lacht)

Ik zie hier nog een krantenartikel van 1989. Je stond zelfs op de eerste pagina. Vanwaar die eer?
“Tja. Ik weet niet of ik daar heel trots op moet zijn. Maar er was een Belgisch kampioenschap bandstoten in Louveigné bij Luik. Ik had mij weten te plaatsen voor de finale en was daar zeer blij mee. Ik ben dat toen nogal uitbundig gaan vieren. Op de terugweg heb ik een flinke val gemaakt, onder invloed van alcohol welteverstaan. Ik kan me dat zelf allemaal niet meer zo goed herinneren maar ik werd alleszins wakker in het ziekenhuis. Laat ons zeggen, met nogal wat schade aan handen en armen. Maar ik wou natuurlijk mijn finale spelen. Ik ben er daar tussenuit geknepen en werd alsnog derde op het tornooi. Meer moet je dus niet doen om de voorpagina van de krant te halen.” (glimlacht)

Ondertussen had je hier zelf ook een biljartclub opgericht, in het Valkenhof.
“Klopt. Mijn broer Roger had het Valkenhof overgenomen en we hadden beslist om er een biljart- en snookerclub in op te richten. In die periode kwam er meer en meer interesse in snooker. Zelf ging ik toen ook meer snookeren. Al speelde ik daarvoor al veel English billards. Bij ons niet zo bekend maar in Engeland wel, en zeker ook in landen als India. Het is een soort combinatie tussen pool en carambolebiljart. Het is alleszins intensiever dan gewoon vrij spel. Als bij vrij spel je tegenstrever in form was, zat je soms meer dan een uur op je stoel te wachten. Niet ideaal. Al waren die wedstrijden van English billards ook zware kost. Je speelde zeven wedstrijden van vier uur, dan een halve finale van zes uur en de finale duurde acht uur. Echt een uitputtingsslag.”

Je speelde toen meer en meer internationaal.
“Dat groeit stilaan. Je leert meer en meer mensen kennen, je netwerk groeit en je wordt vaker en vaker gevraagd. Vaak kreeg je dan ook startgeld of werd je voor die reis volledig gesponsord. Seoul in Zuid-Korea bijvoorbeeld telt waarschijnlijk al meer biljarters dan heel België samen. Je vindt daar biljartzalen waar ze bij wedstrijden misschien honderd tafels in één zaal zetten. Je kan je dat niet voorstellen. Er zijn daar tv-zenders waar 24/24 biljarten wordt uitgezonden. Ook in Amerika was het destijds erg lucratief om te gaan biljarten. Het reizen moest je er natuurlijk wel bijnemen. Ik ben heel vaak alleen op pad geweest. Veel alleen op hotel gezeten ook. Maar alles voor de sport hé.” (lacht)

En op een dag vind je de job van je leven en word je bondscoach in Singapore.
“Inderdaad. Dat kan je toch niet weigeren! Zij hadden begin jaren 2000 een zeer ambitieus plan opgesteld om wereldtop te worden in biljart en snooker. Daar zijn dikke handleidingen en draaiboeken voor geschreven, hoe dat allemaal gerealiseerd moest worden. En één van die aspecten was het binnenhalen van een bekende biljarter. Ze hadden hun oog op mij laten vallen. Dat zijn natuurlijk onvergetelijke jaren geweest. Al heb ik het lokaal talent ook nooit uit het oog verloren. Johan Claessen en Mario van Gompel bijvoorbeeld, allebei uit Arendonk, zijn ook twee van mijn poulains geweest. Zij hebben beiden op een erg hoog niveau gespeeld.”

Nog leuke anekdotes uit het wereldje?
“Ik was een keer als scheidsrechter uitgenodigd op het domein bij Robert Mercer in Long Island, een Amerikaanse hedge fund manager. Hij had een deel van zijn villa omgetoverd tot biljartzaal en een groots tornooi georganiseerd met flink wat prijzengeld. Er liepen daar zeker twintig bodyguards rond. Dat zijn momenten die je niet snel vergeet.” (lacht)

Ondertussen is er met golf ook een tweede liefde in het spel.
“Golf en biljarten heeft veel meer met elkaar gemeen dan je op het eerste zicht zou denken. Wie goed kan golfen kan vaak ook goed biljarten en vice versa. Dat geldt ook voor hockeyers bijvoorbeeld. Maar ik haal bij het golfen niet het niveau van biljarten. En dat prikt af en toe. Ik wil altijd winnen. Gemiddeld doe ik per hole één slag te veel om met de profs mee te kunnen. Ik moet dus nog meer trainen. Maar helaas telt een dag maar 24 uren en die zijn al goed gevuld. Zo speelde ik afgelopen seizoen in vier landen interclub. Bovendien heb ik pas een nieuwe vriendin en zou ik ook graag wat meer tijd met haar willen doorbrengen. Misschien moet ik haar maar leren biljarten en golfen.” (lacht)

Meer lezen van Peter Meulemans
Meer lezen over
sportreizen

Meer Wereldreizigers

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.