Wereldreizigers

Felicia Mester: van Roemenië naar de Kempen

Gepubliceerd: 28 mei 2021  |  Door: Peter Meulemans  |  Onderox editie: 209

TURNHOUT/BEZNEA – “Wat weten we eigenlijk over Roemenië?”, vroeg ik mij af toen ik een afspraak had gemaakt met Felicia Mester (38). In 2007 landde ze met haar man en zoontje van elf maanden in Turnhout. Ze leerde in een vliegende vaart de Nederlandse taal, werd nog twee keer mama en behaalde tussendoor een diploma Boekhouding. Petje af, dacht ik zo. Ondertussen is het gezin beter geïntegreerd dan ooit. “De kinderen spreken onderling altijd Nederlands” vertelt ze. “Zelfs met andere Roemeense kinderen.”

Terwijl ik het interview met Felicia afneem, vallen er dikke regendruppels uit de lucht. Ik vraag me even af welk klimaat ze in Roemenië hebben. Ook dat blijk ik niet te weten. Ik ken ook geen toeristische trekpleisters, moet al erg diep graven om Roemeense sporters of muzikanten op te sommen en op een blinde kaart van Europa zit ik toch enkele honderden kilometers uit de richting. Maar als ik Felicia mag geloven, is dat allemaal onterecht en heeft de Zuidoost-Europese republiek als vakantieland veel troeven. Heel veel troeven.

Laat ons met het weer beginnen. Wat neem ik mee als ik op vakantie ga naar Roemenië? Een zwembroek of een wintermuts?
Felicia Mester: “Beiden kan. Vergeet niet dat Roemenië een erg groot land is. Ongeveer acht keer groter dan België. We hebben een mooie kuststreek, aan de Zwarte Zee. De kustlijn is bijna 250 kilometer lang. Dus dat biedt wel wat mogelijkheden. Maar ook de Karpaten maken deel uit van het land met bergen tot 2.500 meter. Skiën kan dus ook perfect. Het grote verschil met België is dat we in Roemenië echt letterlijk vier seizoenen hebben. Een warme zomer, een koude winter, met daartussen lente en herfst, wat voor een erg mooie natuur zorgt. Hier in België heb je soms de indruk dat het drie seizoenen herfst is.” (lacht)

In welke regio ben jij opgegroeid?
“Ik heb altijd in Beznea gewoond, een dorp op een zestig kilometer van de grens met Hongarije. Om het even te situeren, dat is ongeveer 800 kilometer van Boekarest, dat meer naar het zuiden ligt, richting de zee en Bulgarije. Beznea is een 1.600 kilometer rijden vanuit Turnhout. Oradea is de grootste stad in de buurt. Echt een mooie moderne stad. Ondertussen, na Boekarest, één van de grootste en belangrijkste steden van Roemenië. Zeker Băile Felix is ab-so-luut de moeite. Het is een thermaal kuuroord en echt uniek in Europa. Het water is er 45°, echt aangenaam. Maar ook medisch heeft het haar deugdelijkheid al bewezen. Vroeger kwamen we daar bijna wekelijks. Ook de zoutmijnen van Praid zijn fantastisch mooi. Erg toeristisch maar ook helend voor mensen met problemen aan de luchtwegen.”

Heb je een gelukkige jeugd gehad?
“Zeer zeker. Ik was de jongste van vier kinderen. We kwamen niets tekort. Mijn moeder regelde het huishouden, mijn vader werkte in de fabriek. De laatste vijftien jaar had hij een winkeltje thuis met voeding en dergelijke zaken. Allemaal heel gewoon. Een mooie jeugd. Vanaf mijn veertien jaar ging ik naar de middelbare school. In Roemenië is dat vier jaar. Velen trekken dan naar de stad. Ik ook. Zo kwam ik in Oradea terecht. In het begin was dat moeilijk. Je bent nog erg jong maar je moet zelf eten klaarmaken, zelf poetsen, zelf je studies regelen en dergelijke. Je wordt snel zelfstandig op die manier. Daar leerde ik mijn man Adrian kennen. Op mijn achttiende ben ik al getrouwd, in 2001.”

Een mooie jeugd, snel getrouwd, erg zelfstandig. En toch beslis je dan om weg te trekken. Waarom België?
“Dat is erg vreemd gelopen. Eigenlijk is dat nooit een plan geweest. Adrian had al wel twee jaar in België gewerkt, in Weelde. Samen met zijn neef. Maar omwille van visumproblemen moest hij terug naar Roemenië komen. Ook voor hem was een terugkeer naar België niet meteen aan de orde. Ik had ondertussen mijn diploma Boekhouden behaald en opende samen met mijn broer een boekhoudkantoor. We hebben een huis verbouwd en hadden het financieel niet slecht. Er was dus geen reden om hieraan te twijfelen. Tot de vorige baas uit Weelde in 2007 opnieuw naar Adrian belde met de vraag om terug te komen. Dat zorgde toch wel even voor keuzestress.” (lacht)

Wat deed je besluiten om toch naar Turnhout te verhuizen?
“Adrian kende de regio uiteraard al goed en hij was hier graag. Financieel was het uiteraard ook een stap vooruit. Als je weet dat het minimumloon in Roemenië 800 euro is. We wilden ons huis nog verder verbouwen en we dachten dat wat extra spaargeld kon helpen. Eén à twee jaar in België werken zou ons toch vooruit helpen in het leven. Een paar dagen laten waren we de koffers aan het pakken.”

Dat moet toch niet evident zijn? Je had ondertussen een zoontje van elf maanden, Catalin, en je beheerste de taal niet?
“Gemakkelijk was dat niet, maar het idee dat het maar tijdelijk was, overtuigde me. Vele Roemeense mannen komen alleen naar België, zonder vrouw, om te werken en keren later terug. Maar dat wou ik niet. Ik wou mee de sprong wagen. Het voordeel was dat Adrian Turnhout al kende. In mijn herinnering heeft het die eerste weken hier altijd geregend. (glimlacht) Ik ben dan zelf Nederlands gaan studeren, wat echt geen gemakkelijke taal is. Ik werkte toen bij Miko als arbeidster maar moest al snel stoppen met rugproblemen. Toen wist ik dat ik zelf de handen uit de mouwen moest steken om er hier iets van te maken. Ik begon als een gek Nederlands te leren en later ben ik aan een graduaat Boekhouden begonnen. Ondertussen waren ook Nicolas (12) en Lucas (7) geboren. Toch had ik altijd prima resultaten op school. Soms vraag ik me nog wel eens af hoe ik dat toen allemaal heb klaargespeeld. Ik ben er wel trots op. Al moet ik toegeven dat ik in die tijd heel wat hulp had van mijn zus, die enkele jaren na ons ook naar België is verhuisd. Zij heeft ook mee voor de kinderen gezorgd.”

En ondertussen wil je ook nog een sociaal leven opbouwen. Hoe is dat gelukt?
“Dat ging in het begin erg stroef. Ik vind de Vlamingen in het algemeen erg schuchter en gesloten. Als ik vroeg ‘Hoe is’t?’, dan zeiden ze ‘Goed!’. Dat was het dan. Al geef ik toe dat de taalbarrière altijd wel gespeeld heeft. Ik voelde me niet meteen geroepen om zelf een gesprek aan te knopen. Maar het is mijn huisarts die me hier de juiste impuls heeft gegeven. Met haar sprak ik, zoals met de meesten, Engels. Tot zij op één dag zei dat we enkel nog Nederlands gingen spreken. Dat was wat vreemd maar gaf me toch veel zelfvertrouwen. Plotseling had ik het gevoel dat ik best mijn plan kon trekken in het Nederlands.”

Meer dan goed zelfs. Chapeau! Hebben de kinderen het hier ook zo naar hun zin?
“Absoluut. Dat zijn eigenlijk echte Belgen. Onderling spreken ze altijd Nederlands. We hebben regelmatig contact met andere Roemeense families en we merken daar hetzelfde. Ook die kinderen spreken vooral Nederlands. Daarnaast zijn het voetballers. Dat is hun favoriete hobby. En dus ben ik de typische voetbalmama die altijd langs de zijlijn staat te supporteren en bijna alle kantines van de provincie Antwerpen kan herkennen.” (lacht)

Laat ons het eens even over Roemenië zelf hebben. Wat moeten we absoluut weten?
“Roemenië is een land dat je zeker moet leren kennen. Ik weet dat het bij velen nog onbekend is maar dat is niet terecht. Zoals gezegd, je hebt de zee, je kan skiën, je hebt prachtige natuur, de Donau, erg mooie en moderne steden… Daarnaast is Roemenië nog altijd erg in verandering. Er is de afgelopen tien, vijftien jaar zeer veel in positieve zin veranderd. Er was veel bureaucratie. Je moest voor alle ambtenarenzaken uren aanschuiven. En dan zeiden ze doodleuk dat je nóg een kopie moest hebben. Dan kon je weer aanschuiven. Ook was er veel corruptie. Dat wordt nu allemaal streng aangepakt. Al beweer ik niet dat het niet meer bestaat. Maar het land is zeker het bezoeken waard. De grens met Hongarije, daar waar de Donau stroomt, is maar even ver dan het zuiden van Spanje of Italië. Perfect doenbaar dus. Of je moet maar eens googelen op Transfăgărășan, waanzinnig mooi.”

Waarin verschillen wij vooral van de Roemenen?
“In België zijn veel meer regeltjes. En je wordt verondersteld van die allemaal te kennen. Maar dat is natuurlijk niet zo. Er zijn zeker ook Roemenen, net als Belgen, die bewust buiten de lijntjes kleuren, maar het is simpelweg niet eenvoudig om al die regels te kennen. Maar het grote verschil is toch het geloof, vind ik. Wij houden erg van het zondags gebed. Eén dag per week even stilstaan, maar vooral ook vieren met vrienden en familie. We zingen veel in de kerk. Dat zijn echt tradities, zoals we er nog veel hebben. Ik vind het belangrijk om die in ere te houden. Pasen is bijvoorbeeld een echt familiefeest bij ons, nog meer dan in België.”

En wat wordt er dan gegeten op al die familiefeesten?
“Vooral heel veel vlees. (lacht) Sarmale en Mititei zijn zo erg bekende gerechten die je overal in het land vindt. Sarmale zijn een soort rolletjes van kool die gevuld zijn met gehakt, rijst en kruiden. Mititei zijn ook rolletjes, maar dan eerder te vergelijken met gehaktballetjes. Heerlijk op de barbecue. Ik heb er nu al zin in.” (lacht)

Welke dromen heb je nog, Felicia?
“Ik zei al dat ik in Roemenië een boekhoudkantoor had met mijn broer. Het zou heerlijk zijn om dat ook in Turnhout te kunnen. Maar daarvoor moet ik eerst de titel van Accountant halen. Die vervelende regeltjes toch altijd.” (lacht)

Meer lezen van Peter Meulemans
Meer lezen over
reizen

Meer Wereldreizigers

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.