Verdwenen industrie

Het gouden gerstenat van Campina

Gepubliceerd: 20 februari 2019  |  Door: Suzanne Antonis  |  Onderox editie: 186

DESSEL — Er is veel in de Kempen dat naar C ampina verwijst, maar er is er maar één die de naam echt mocht dragen. Brouwerij Campina voorzag de dorstigen meer dan een eeuw van hun glazen boterham. Op het plein waar eens de trots van Dessel gloorde, rest nog een monument en de brouwketel in het Administratief Centrum dat er in de plaats kwam. De Golding niet meer drinken? Dat is voor o.a . Marcel, Jef en Willy een brug te ver.

Begin 19de eeuw spoelde een industriële revolutie over ons land en verschenen in de Kempen overal fabrieken. Schaalvergroting en globalisering deden hen weer verdwijnen. Elf arbeiders keren met journaliste Suzanne terug naar wat er overbleef van hun oude werkplek. Deze maand: Brouwerij Campina in Dessel.

‘Ik heb een gat in mijn gitaar waar ik de flesjes in bewaar: Campina bier, Campina bier…’ In 2005 droegen Desselse jongeren het allerlaatste flesje Campina symbolisch ten grave. De brouwerij waar hun grootvaders de kost hadden verdiend, is dan al vijftien jaar dicht. Maar het bier dat Augustinus Martinus Verbeeck rond 1850 voor het eerst in ‘De Hopbloem’ brouwde, blijft een smaakmaker. “Zoveel bier, wie drinkt dat toch allemaal op?” vroeg Jef Mariën (59) zich op zijn eerste werkdag in 1980 al af. “Iedereen een beetje hé”, lacht Marcel Peeters. Hij is met zijn 88 jaren de oudgediende. ‘Gaan leveren’ was zijn lust en zijn leven. Willy Broeckx (52) kent de brouwerij enkel vanuit zijn jeugd. “Eerst moest ons vader (wijlen Edgar Broeckx, nvdr.) in de kelder met een grote pollepel bierstalen uit de citernes scheppen, om in het labo onderzocht te worden. Op het einde van zijn carrière was hij brouwmeester. Ik herinner me nog dat hij in de topjaren in ploegen stond en dat ik als pagadder hem op zondagmiddag gezelschap ging houden. Zelf heb ik er in de jaren tachtig vakantiewerk gedaan, een gegeerde job voor de jeugd van die tijd want je mocht bier drinken zoveel je op kon.”

EEN FAMILIEVERHAAL

Brouwerij Campina is onlosmakelijk verbonden met de familie Verbeeck. Het huisbrouwerijtje kreeg in 1873 de vergunning om aan de markt een industriële bierbrouwerij op te richten. ‘Het gebouw moest in steen gemetseld en met pannen bedekt zijn en mocht geen gevaar noch ongezondheid voor de buren opleveren’ stond in het verslag van het toenmalige schepencollege. Het is een zeldzaam document. Met de afbraak van de kantoren ging het archief naar de verbrandingsoven en een brouwersgeschiedenis van vijf generaties voorgoed verloren. Willy: “Vooral na de Tweede Wereldoorlog kende de brouwerij een hoge vlucht. Geen dorp in de provincie Antwerpen of er was een café dat Golding Campina tapte.” “Ja, maar je had ook tafelbier, Skipper-Ale en Postel”, legt Marcel uit. “Dat abdijbier moest ik drie keer per jaar tot in Bissegem brengen. Toen ik als snotaap op de brouwerij begon, kon ik niet eens autorijden. ‘Kijk goed naar uw collega, dan leer je het vanzelf’, zei mijn baas. We leverden bij depothouders, Berchem was de grootste. In De Kaasboerin hebben we eens 120 vaten op één week tijd afgezet.” Jef: “Dat was toch de burgertoer, die in cafés leverde? De chauffeur kreeg dan geld mee om na het lossen van de vaten de tooghangers te trakteren.” Ook in de brouwerij werd er stevig gedronken. Willy: “Elke dag zag ik iemand over de koer wandelen, richting bottelarij. Als hij terugkwam had hij een bak aan flesjes bij, verstopt in zijn overal en botten. Dat mocht, bier drinken tijdens het werk was niet verboden.”

ZIGZAGGEND NAAR HUIS

Op tijd een pint kon veel oplossen maar niet alles. Willy: “Toen ik er vakantiewerk deed, lieten de machines het herhaaldelijk afweten. De activiteiten liepen toen al op z’n einde en dat voelde je, er werd niet meer geïnvesteerd. De technieker moest dan komen herstellen. Kreeg hij de machine niet meer aan de praat, dan gaf hij er met zijn hamer een ferme tik op. ‘Voilà, dan moeten ze maar nieuw materiaal kopen’, was zijn uitleg. Ook Marcel stond met zijn camion herhaaldelijk in panne. Op vrijdagmiddag landden veel Campina-mannen in het café van Mie Tet op de Geelsebaan. Jef: “We bleven er hangen tot zes uur en keerden daarna terug naar de brouwerij om nog rap twee overuren op te schrijven. Sommigen hadden de volle breedte van de weg nodig om thuis te geraken. En, het moet gezegd, er waren werknemers die van hun vrouw een andere job moesten zoeken.”

DE LAATSTE DRUPPELS

Aan het personeel lag het niet, zij werkten met hart en ziel voor hun brouwerij. Jef: “De concurrentie werd groter en de directie heeft de fout gemaakt om Campina bier niet in de warenhuizen te verkopen.” Brouwerij Maes in Waarloos verwierf in 1988 door familieperikelen de volledige controle. Het abdijbier Postel werd verkocht aan een brouwerij in Opwijk. Het was het begin van het einde voor het Campina bier en ook de typische smaak van het Desselse water dat van cruciaal belang is voor het brouwen van het bier, bleek na een tijdje niet meer nodig. Op 31 december 1989 ging de brouwerij definitief dicht en werden alle gebouwen gesloopt. De trotse letters op de poort, waar Desselaars ooit zoveel werknemers hun middagboterham zagen opeten, liggen nu versteend in een monument. De Golding Campina bestaat nog, enkel op vat. Maar als crème-glace zoals hij in de bottelarij te drinken was vooraleer de stop op de fles ging… Neen, zo smaakt hij niet meer.

Foto’s: Suzanne Antonis en Heemkundige kring De Griffioen
Foto 1: Bij het Campina monument: v.l.n.r. Willy Broeckx, Marcel Peeters en Jef Mariën.
Foto 2: De trots van Dessel ging in de jaren negentig onder de sloophamer.

Meer lezen van Suzanne Antonis

Meer Verdwenen industrie

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.