Verdwenen industrie

De stoomzagerij van Vorst-Laakdal, een leven tussen houtkrullen en zaagsel

Gepubliceerd: 11 december 2019  |  Door: Suzanne Antonis  |  Onderox editie: 195

VORST-LAAKDAL/TESSENDERLO — Bijna een eeuw lang heeft de familie Beyens in Vorst-Laakdal en Tessenderlo naam en faam gemaakt in het zagen en gebruiksklaar maken van hout. Van dakgebinten tot paletten en appelsienenkistjes. Dochter Godelieve Beyens groeide op tussen houtkrullen en zaagsel. Vanaf de schoolbanken tot aan haar pensioen, in 1996, heeft ze zich ontfermt over de administratie van de houtzagerij die haar grootvader in 1902 had opgericht.

Begin 19de eeuw spoelde een industriële revolutie over ons land en verschenen in de Kempen overal fabrieken. Schaalvergroting en globalisering deden hen weer verdwijnen. Elf arbeiders keren met journaliste Suzanne terug naar wat er overbleef van hun oude werkplek. Deze maand: de stoomzagerij in Vorst-Laakdal.

Vandaag is wat er overblijft van de houtzagerij in de Heistraat beschermd industrieel erfgoed en eigendom van de gemeente. “Mijn grootvader Alfons Beyens stichtte in 1902 het familiebedrijf”, zegt Godelieve. “Oorspronkelijk als molenaar maar omdat de boeren die bij hem graan lieten malen ook nood hadden aan gezaagd hout voor weidepalen en herstellingen van stallen, kwam hij op het idee om een boomzaag te kopen en zo is de houtzagerij er gekomen. In 1929 namen mijn vader Constant samen met zijn broers Theophiel en Eugène de houtzagerij over. Al snel wilden ze uitbreiden maar in Vorst-Laakdal was dat niet meer mogelijk. Ze weken uit naar Tessenderlo. Tijdens de oorlogsjaren is die zagerij aan het Albertkanaal door het Belgische leger verwoest, zodat de Duitsers die langs het kanaal hun verdedigingslinie hadden de voorraad hout niet konden gebruiken. Na de oorlog was ze echter even snel weer opgebouwd. In de Heistraat concentreerden de broers Beyens zich op inlands hout. Voor de zagerij in Tessenderlo werd hout uit Noorwegen, Zweden en Denemarken per schip aangevoerd. Mijn vader was de ‘denker’ van het bedrijf. Toen er op een bepaald moment zo veel houtafval was, ging hij het verbranden om er via een stoommachine energie uit te halen. En het is die stoommachine die door Monumenten en Landschappen in 1993 is geklasseerd, omdat het in Vlaanderen de enige overgebleven stoommachine van Belgische makelij was.”

LEVEN MET DE HOUTZAGERIJ

Opgroeien in een familiebedrijf, is het altijd wel een cadeau? Godelieve: “Ik moest nog 18 worden en had net de handelsschool afgemaakt toen ik in de zagerij op de administratie begon. Ook tijdens onze schoolvakanties werd ik, en mijn broer en zussen, al ingezet. Tellen en nog eens tellen: hoeveel hout is er binnengekomen? Wat staat er op de leveringsbons? Welk hout moet naar de klanten… We zijn na onze studies allemaal in de zagerij aan het werk gegaan. Alles gebeurde nog handmatig. Ik had een schrijfmachine, een rekenmachine en grote boeken waarin ik elke verrichting netjes schreef. Pas toen ik de vijftig al gepasseerd was, is de computer gekomen. Zo’n bakbeest van anderhalve meter. ’s Morgens was ik al voor acht uur in de zagerij om de mannen aan het werk te zetten. Dan ging ik thuis ontbijten. Mijn echtgenoot stond in het onderwijs en zorgde voor de kinderen. Een normale werkdag duurde tot een uur of zes maar in drukke periodes ging ik na het avondeten nog terug. Dat is zo in een familiebedrijf. Ik heb al die jaren nooit een agenda gehad. Mijn hele leven bestond uit werken.”

SCHOON HOUT

Houtzagerij Beyens maakte geen eindproduct, ze leverde gebruiksklaar hout af. Godelieve: “In het begin waren onze klanten voornamelijk bouwaannemers maar gaandeweg zag mijn vader ook brood in het leveren van gezaagd hout voor paletten, bloemkoolkisten voor de groenteveiling van Sint-Katelijne-Waver, houten bakjes voor Philips,… We hebben zelfs hout gezaagd voor appelsienenkisten voor Palestina. Het houtafval dat tot begin jaren vijftig verbrand werd om de stoommachine aan de praat te houden, werd toen elektriciteit goedkoper werd interessanter om te verkopen voor het vervaardigen van vezelplaten. De jaren zestig waren echte topjaren. Alles bij elkaar hadden we zo’n zeventig mensen in dienst en onze mensen verdienden goed de kost.” Of er ook ongelukken zijn gebeurd? Godelieve: “Op een afgezaagde duim na is er bij mijn weten weinig gebeurd. Splinters in de vingers, ja, maar dat wordt in een houtzagerij niet geteld. Al kwam er af en toe wel een arbeider kermend op mijn bureau vragen om een splinter uit te halen want naast administratief bediende, was ik voor hen ook de verpleegster.”

UITZONDERLIJK ERFGOED

De houtzagerij aan de Heistraat heeft gewerkt tot 1996. Godelieve: “Toen waren de machines versleten en door de opkomst van goedkoop hout uit Oost-Europa, loonde het niet meer om het bedrijf te vernieuwen. We werkten onze voorraad hout op en sloten de twee zagerijen. Omdat we in de Heistraat in een bouwzone gevestigd waren, konden we ook niet meer uitbreiden. Een deel van de zagerij is afgebroken, wat er nog staat is door de gemeente gekocht. Er zijn plannen voor een toeristische uitvalsbasis met de geklasseerde stoommachine als aantrekkingspool. Voor Godelieve, haar vier zussen en broer zal de inmiddels mooi gerestaureerde zagerij echter altijd verbonden blijven met de geschiedenis van de familie Beyens.

Foto’s: Suzanne Antonis en Gemeente Laakdal
Foto 1: Godelieve Beyens in het deel van de zagerij dat nu geklasseerd is als industrieel erfgoed.
Foto 2: De houtzagerij aan de Heistraat zoals ze begin jaren vijftig bedrijvig was.

Meer lezen van Suzanne Antonis

Meer Verdwenen industrie

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.