Verdwenen industrie

De versteende herinneringen van Beerse

Gepubliceerd: 26 juni 2019  |  Door: Suzanne Antonis  |  Onderox editie: 190

BEERSE — Een bengel van 14 jaar was hij, toen Jozef Maas in 1961 in de steenbakkerij Baetens-Van Deun aan de slag ging. Hij moest meteen aan de oven, aan de kant waar de groene bakstenen werden ingeladen. “We werden betaald per stuk, dus werkte ik alsof mijn leven ervan af hing.” Dertig jaar hield Jozef het vol, daarna sloot Baetens-Van Deun als laatste de deuren van wat eens een bloeiende industrie was.

Begin 19de eeuw spoelde een industriële revolutie over ons land en verschenen in de Kempen overal fabrieken. Schaalvergroting en globalisering deden hen weer verdwijnen. Elf arbeiders keren met journaliste Suzanne terug naar wat er overbleef van hun oude werkplek. Deze maand: de steenbakkerijen van Beerse. 

“Je hebt toch de stenen muur van de kerktoren erbij hé?” zegt Jozef als we hem op de foto zetten bij ‘de Kleidabber’ op het marktplein. Eens steenbakker, altijd steenbakker. De strengpersen, droogloodsen of luzzes en de dampende ringovens maakten echter plaats voor de volautomatische machines van Wienerberger, het bedrijf dat ook in de Rupelstreek de baksteenindustrie gaande houdt. In de kleiputten zwoegen niet langer kleidabbers met stikschopjes en een kruiwagen maar schrapen imposante excavateurs de rijkdom van deze regio weg. Een moderne steenfabriek kan van een homp klei in één week een baksteen maken. Voor die tijd werd er gewerkt op het ritme van de seizoenen. “In de winter was het in de kleiput vollen bak”, zegt Jules. “Vanaf april als de klei in de gesel van de weergoden moest blijven liggen tot ze voldoende geblust was om er bakstenen en pannen van te maken, gingen de arbeiders werken in de suikerfabrieken over de grens. Dat was gewoonlijk rond Beerse Kermis.”

IN DE RINGOVEN

Ook Jozef stond enkele jaren in de kleiput. “Na mijn legerdienst was ik reserve voor zowat alle stadia in het steenbakken”, zegt hij. “Terwijl de excavateur die we toen al hadden de klei weg schraapte, moest ik het zand dat ertussen zat met de kruiwagen wegvoeren. Als afdrager droeg ik de bakstenen die uit de strengpers kwamen naar de droogloods waar gammers ze netjes opstapelden. Acht stuks tegelijk, mijn borstkas is er toen ferm op ontwikkeld. Op mijn eenentwintigste mocht ik definitief naar de ringoven om stenen in te zetten. Per dag gingen er 50.000 stenen door het vuur dat opgestookt werd tot 1.000°C. Aan de andere kant stonden de uitzetters die de gebakken stenen op de vrachtwagens of schepen laadden. Dikwijls in de plensende regen. ‘Je hebt toch een gootje in je rug’, zei de ploegbaas dan. Maar veel klagen deden we niet. De directeur kon wel eens opvliegend uit de hoek komen maar was dat ook weer snel vergeten. Alleen als je duim in de ongebakken steen stond, dan zwaaide er wat. Het was zwaar werk maar in de winter was het er wel lekker warm. Dan gingen we bovenop de ringoven zitten om onze boterhammen op te eten. Er was veel kameraadschap maar toen in de jaren tachtig de overnamerace van Wienerberger begon, was het toch ieder voor zich. Zelf ben ik gebleven tot 1992. Ik heb nooit spijt gehad dat ik er heb gewerkt, ook al is mijn rug kapot en heb ik een tijdje ernstige problemen met mijn longen gehad.”

VAN STIKSCHOP TOT EXCAVATEUR

Bengels van 14 jaar, zoals Jozef destijds begon, zijn er al lang niet meer. Gelukkig maar. Met de automatisering van het steen en pannen maken, werden ook andere mankrachten onherroepelijk werkloos. Jozef: “De eerste die vandaag een baksteen in zijn handen houdt, is de metselaar. Van klei tot steen gebeurt nu alles automatisch, sneller en goedkoper.” Toch is de Kempense baksteenindustrie niet voorgoed verloren. Met de firma Wienerberger zijn de kleiputten nog altijd in gebruik en worden er nog elke dag bakstenen naar alle hoeken van het land vervoerd. In de putten die uitgewerkt zijn, neemt de natuur het over en ontstaan er waardevolle biotopen. Maar de zeventien steenbakkerijen, waar de trotse torens van de ringovens het landschap zoveel jaren domineerden, zijn allemaal afgebroken. Wat rest zijn de huizen in het dorp, die stuk voor stuk met bakstenen van Beerse zijn gebouwd. En de kerktoren natuurlijk. Jozef kijkt er graag naar en denkt dan terug aan de tijd toen hij dat kleine schakeltje was in een bloeiende industrie.

Foto’s: Suzanne Antonis en Heemkundige Kring De Vlierbes Beerse/Vlimmeren
Foto 1: Eens de stenen gebakken, werden ze door de uitzetters op vrachtwagens of het schip geladen.
Foto 2: Jozef Maas bij de Kleidabber op het marktplein.
Foto 3: Kinderarbeid was in de steenbakkerijen schering en inslag.

Meer lezen van Suzanne Antonis

Meer Verdwenen industrie

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.