Verdwenen industrie

De teloorgang van de Arendonkse sigarenfabriek

Gepubliceerd: 28 augustus 2019  |  Door: Suzanne Antonis  |  Onderox editie: 191

ARENDONK — Veel van de sigaren die vorige eeuw gerookt werden, vonden zijn oorsprong in Arendonk. In de helft van de 19de eeuw startte er in de grensgemeente met Nederland een bloeiende handel in wat de ‘smaakmaker’ van de rookcultuur wordt genoemd. Jo Hendrick x leerde er als kind al hoe je ‘bosjes’ maakte. In de loop der jaren gingen de 48 Arendonkse fabrikanten echter in rook op en stak de sigarenmakerij definitief de grens over naar Nederland.

Begin 19de eeuw spoelde een industriële revolutie over ons land en verschenen in de Kempen overal fabrieken. Schaalvergroting en globalisering deden hen weer verdwijnen. Elf arbeiders keren met journaliste Suzanne terug naar wat er overbleef van hun oude werkplek. Deze maand: De sigarenfabrieken van Arendonk.

We ontmoeten Jo Hendrickx (85) in het Heemmuseum Als Ice Can vlakbij de Toremansmolen in Arendonk. “Hier kan ik je nog laten zien hoe ik dertig jaar lang sigaren heb gemaakt”, zegt Jo. Hij is Nederlander maar om de kost te verdienen stak hij de grens over. “Ik was amper veertien jaar. Er was weinig werkgelegenheid in de regio. Je kon ofwel naar de dynamietfabriek ofwel sigaren gaan maken. Vrouwen hadden nog het alternatief van de confectiebedrijfjes in Turnhout. In ellenlange rijen kwamen we toen met de fiets vanuit Reusel en Bladel naar de Arendonkse sigarenfabrieken. Door weer en wind, we moesten om half acht ter plekke zijn. Kwam je te laat, dan stond je minstens een uur voor een gesloten deur en verdiende je al die tijd niets. De laatste fabriek waar ik gewerkt heb, was Karel I, die in 1975 naar Nederland is verhuisd. Drie jaar later, toen het handmatig sigaren maken plaats moest maken voor de machines, gaf ik er de brui aan. Ik vond er niks meer aan.”

DE ENE SIGARENMAKER IS DE ANDERE NIET

Over het sigaren maken zelf wil Jo geen kwaad woord horen. In het museum rolt er in een oogwenk een sigaar van onder zijn vaardige handen. “Het was mooi werk en met de collega’s onder elkaar maakten we veel plezier. Je moest wel ‘een zittend gat’ hebben, anders hield je deze job niet vol. Hoe de patroons ons behandelden, dat was iets anders. Er was veel willekeur en sommige sigarenmakers werden bevoordeeld t.o.v. anderen. Dat ging heel gemakkelijk. Bij het begin van de werkdag kreeg je een nummer. Werd je opgeroepen, dan mocht je vooraan een stapeltje dekbladen gaan ophalen. Uit 100 gram dekblad moest je 100 sigaren kunnen maken en je werd per duizend stuks betaald. Je kan het raden dat de beste werknemers de mooiste dekbladen kregen. En was je genoeg bij de hand, dan had je het privilege om ‘de bolknak’ (een luxueuze sigaar met afgeronde, iets smallere uiteinden, nvdr.) te mogen maken want daarvoor werd je beter betaald.” 

VAN BOSJE TOT BOLKNAK

Staf Lasters die actief is in het heemmuseum verrichte al heel wat studiewerk rond de Arendonkse sigaar. Staf: “Rond de vorige eeuwwisseling (19de/20ste eeuw) produceerde Arendonk maar liefst 30 miljoen sigaren per jaar. Alles begon met het juiste ‘bosje’ of binnenwerk. Daarin zat het geheim van de smaak van een goede sigaar. Voor de afwerking had je heel wat modellen. De bolknak was één van de meest luxueuze sigaren, terwijl Cigarillo’s veel goedkoper waren. In de oorlogsjaren was de kwaliteit van de sigaren wel bedenkelijk. Om dat te camoufleren werd de buitenkant ‘gepoederd’. Een ongezond werkje dat gelukkig geen lang leven beschoren was.” Jo: “Je had ook de Gouden Oogst, die in de Agio-fabriek in Geel werd gemaakt. Naar ik hoor, is dat nog altijd een bloeiende industrie. En dat terwijl het roken in de maatschappij toch steeds meer taboe wordt. De echte doodsteek van de sigaar is trouwens de opkomst van de sigaret. Goedkoper, dat wel, maar in niets te vergelijken met het roken van een goede sigaar.”

VAN THUISWERK TOT AUTOMATISERING

Hoe kon het dan dat de 48 sigarenfabrieken in Arendonk dan toch allemaal ter ziele gingen? Staf: “Oorspronkelijk kwam de sigarenmakerij uit Nederland naar Arendonk overgewaaid. Het begon in 1876 met de twee broers Antoon en Frans Göppel die in Arendonk ‘die van Goebelen’ genoemd werden. Ze gingen in Arendonk achter het raam aan de straatkant zitten en toonden nieuwsgierige Arendonkenaars hoe je met tabak kon omgaan. Sigaren maken was in het begin vooral een zaak van thuiswerk. Later schoten de fabrieken als paddenstoelen uit de grond, als vervanging ook van de kousenmakerij die toen al niet meer bestond. De Eerste Wereldoorlog maakte de toevoer van tabak uit de haven van Rotterdam onmogelijk en langs de Dodendraad kon niemand nog veilig passeren. Daarna kwam de sigaret. Ook de taxatie en accijnzencontrole deden de Arendonkse sigaar geen deugd. Maar de doodsteek was de industrialisering. Arendonk bleef vasthouden aan de schone stiel en miste de boot van automatisering compleet. De ene fabriek na de andere moest de deuren sluiten, veelal familiezaken die de generatiewissels niet overleefden. De sigarenmakerij trok definitief de grens over, waar de industrialisering wel ingang vond.” Voor Jo Hendrickx was achter een machine kruipen geen optie. Elke laatste zondag van de maand demonstreert hij in het heemmuseum dat je de perfecte sigaar nog altijd het best met je handen maakt.

Foto’s: Suzanne Antonis en Archief Als Ice Can
Foto 1: Jo Hendrickx in het heemmuseum.
Foto 2: In de bloeiperiode waren er in Arendonk 48 sigarenfabrieken actief

Meer lezen van Suzanne Antonis

Meer Verdwenen industrie

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.