Talent van eigen bodem

Ellen Van Loy, topper in de cross én de zorgsector

Gepubliceerd: 28 januari 2021  |  Door: Jef Aerts  |  Onderox editie: 205

HERENTHOUT/GEEL – “Je werkt bij MPI met mensen, niet met plastiek flessen of computers”, stelt veldrijd ster Ellen Van Loy (40) als ze hartverwarmend vertelt over haar job bij het MPI in Oosterlo. Daar is ze aan de slag met medemensen die kampen met een verstandelijke beperking. Met een overduidelijke passie en veel bezieling. Net zoals ze dat etaleert in haar sport, als ze bijvoorbeeld door modderpoelen baggert en heuvels op en af stormt waar een normaal mens al enige preventieve medicatie voor moet doorspoelen.

De erelijst van Ellen Van Loy oogt niet als die van Wout van Aert of Marianne Vos. Ook Sanne Cant heeft ongetwijfeld meer kampioenentruien in haar trofeeënkamer hangen. En toch is Ellen een naam in het veldrijden, zelfs nu de Nederlandse jonkies altijd en overal de plak zwaaien. Concurrentes waarvan ze – theoretisch gesproken – ooit zelfs de luiers had kunnen verversen. Dat het hoogste schavotje niet meer zal uitgesleten worden door de plaatjes onder haar fietsschoenen, dat weet ze zelf maar al te goed. Maar plooien, dat staat niet in haar woordenboek. En nog veel meer dan voor het sportieve, verdient deze kampioene tonnen respect voor haar werk in de zorgsector, bij mensen met een verstandelijke beperking. Alleen al voor het feit dat ze die twee zo verbeten combineert, zou er wel eens een apart podium mogen opgebouwd worden.

Hoe valt het veldrijden tegenwoordig mee? Koud, nat… overwicht van dametjes van boven onze noordelijke grens?
Ellen Van Loy: “Bah, ’t is lastig! Ik denk meestal ‘laat het maar komen’. Na de cross in Dendermonde heeft mijn verstand het wel even gewonnen van mijn gevoel. Maar na de wereldbekerwedstrijd in Hulst had ik een goed gevoel, ik vond dat ik er een goede wedstrijd gereden had. Ik ben in elk geval met een goed gevoel naar huis gekeerd. Dus ik kan er weer even tegen. Als ik me goed voel, dan ga ik er sowieso altijd voor de volle 110 procent voor.”

Jij bent alleszins een bijtertje, op- en afgeven heeft er nooit ingezeten. Is dat de aard van ’t beestje?
“Ja, dat mag je wel zeggen. Dat heeft me toch mooie overwinningen en prestaties opgeleverd. Dat bijtertje zijn, dat blijft er wel in zitten. Mijn lichaam zegt soms ‘Ellen ’t is genoeg geweest’, maar als ik presteer onder het niveau dat ik weet dat ik aankan, word ik daar niet gelukkig van, dus bijt ik door.”

Hoe ben jij eigenlijk in het veldrijden terechtgekomen? Want het traject van aspiranten, nieuwelingen, juniores… heb jij niet doorlopen.
“Ik ben iemand die al heel vroeg in de jeugdbeweging zat (Chiro, nvdr.). En als tienjarige verzeilde ik in het volleybal, een sport die me erg goed lag, ik draaide vlot mee in de hogere divisies. Ondertussen doorliep ik bij de Chiro alle geledingen, van de kleinsten tot de grootsten. Ik zat er zelfs drie jaar in de leiding. Wat mij betreft zou elk kind zo’n jeugd moeten hebben, dat speelse, dat sportieve, dat is toch zalig! Toen mijn lief indertijd ging fietsen — we waren toen 21, 22 jaar — minderde het volleybal spelen. Ik ging mee kijken hoe hij aan triatlon deed en ik liet me overhalen om mee te doen aan kwarttriatlons. Vooral het fietsen ging me daarbij goed af. Een waterrat was ik dan weer niet. Mijn ploegmaats zeiden me dat ik daar niets van bakte en dat er op dat vlak weinig rooskleurige perspectieven waren. (glimlacht) Maar… dat ik wel goed kon fietsen. Het waren zelfs de mannen die ik geregeld eens kon pijnigen die me aanmoedigden om iets met fietsen te doen. Ik deed een paar wegwedstrijden en even deed ik ook aan duatlon. Ik was al 28 toen ik voor het eerst begon te crossen.”

Hoe kijkt het jonge grut aan tegen die ‘taaie tante’. Trek jij je eigenlijk iets aan van het leeftijdsverschil?
“De jonge dames weten uiteraard wel wie ik ben. Grote crossen ga ik niet meer winnen, dat besef ik ook wel. Ik ben me best bewust van het leeftijdsverschil, ik ben niet meer ‘wow’. Maar in sommige wedstrijden tel ik zeker nog mee. Ik sta er nog wel altijd, ik heb de nodige waardering opgebouwd. Ik heb zelf zeker wel respect voor iedereen en iedereen mag me ook altijd om eender welke raad vragen. Maar veldrijden is apart, je rijdt dan wel in een ploeg, maar het is geen ploegsport. Uiteindelijk zit iedereen toch maar op zijn eigen vierkante meter. Maar we zijn vriendelijk voor mekaar, dat is hoe ik gevormd ben, dat is hoe ik ben.”

Een ander belangrijk facet in jouw leven is je werk in de zorgsector. Hoe zit dat in mekaar?
“Na mijn humaniora heb ik in het volwassenonderwijs in Mol een opleiding gevolgd. Daar koos ik meteen voor het werken met mensen met een mentale handicap. Zo kan je op meerdere plekken terecht en al doende leert men. Ik werk nu op het MPI in Oosterlo, dat doe ik ondertussen al 20 jaar heel graag. Dat is voor mij even belangrijk als de cross. Ik ben gewoon blij als ik na de kerstvakantie weer kan gaan werken. We begeleiden mensen met een verstandelijke handicap en gedragsproblemen die in een leefgroep wonen. Echt zelfstandig wonen kunnen ze niet, dus er is dag en nacht begeleiding. Wij zorgen dan voor begeleidende activiteiten. Met corona erbij is dat niet altijd simpel. In de cross is het relatief eenvoudig, dat zijn volwassenen en de regels zijn duidelijk. Iedereen snapt en begrijpt wat hij/zij moet doen. Hier is dat wel even anders, ze willen aan je lijf hangen, zo zijn ze, maar je moet hen wel limiteren, je moet ingrijpen, afremmen… Dat is soms pijnlijk, want ze vatten dat niet. Maar je werkt met mensen, niet met plastieken flessen of computers, dat moet je altijd goed beseffen.”

Hoe gaan je pupillen om met je bekendheid als wielrenster?
“Ze vinden dat zalig! Ik heb echt grote fans. Maar als ik een ander truitje draag, herkennen ze me niet, ze snappen dat niet. Dan krijg ik meteen mails. Ik mis mijn fans ginds zo erg. Ze leven zo mee! In andere tijden zitten ze naast mij in de zetel en dan is het van ‘daar is Ellen!’. Ook al is dat in andere koersen waar ik niet eens meerijd. Voor hen ben ik altijd de winnaar, daar ben ik zo blij mee. Als ik van hen een berichtje krijg, dan zou ik zo in mijn auto springen om ze eens kunnen vast te pakken.”

Je hoeft ocharme maar 25 jaartjes meer te werken. Wat ga je het langste volhouden, de cross of MPI?
“’t Is nu even moeilijk om bij het MPI te werken door al de gekende toestanden. Maar ik doe dat zo graag! Ik voel mij precies nog altijd alsof ik een stagiaire ben! Misschien halftijds, maar ik denk wel dat ik blijf werken. De cross is natuurlijk anders. Tot mijn 65 crossen zal geen optie zijn, ik ben nu al ‘moeke Ellen’ voor dat jonge grut. Maar ik wil binnen het wereldje toch wel iets blijven betekenen na mijn actieve carrière. Ja, ik wil er toch iets blijven doen, ik heb de ervaring, mogelijk kan ik nog wel iets realiseren.”

Meer lezen van Jef Aerts
Foto's gemaakt door Astrid Steurs
Meer lezen over
sportwielrennen

Meer Talent van eigen bodem

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.