Talent van eigen bodem

Cum Laude herontdekt kunstenaar Carolus Paepen

Gepubliceerd: 15 december 2022  |  Door: Jef Aerts  |  Onderox editie: 226

MOL – Hij was ooit internationaal vermaard, Carolus Paepen. Zijn werk, dat volgens kenners aanleunt bij de CoBrA-beweging met namen als Alechinsky en Appel, kende een dermate waardering dat zelfs wijlen koningin Elisabeth in 1959 een verontschuldigingsbrief schreef omdat ze zijn tentoonstelling niet bezocht. Carolus Paepen leefde van 1922 tot 2001. Het leven van deze creatieve duizendpoot uit het Millegemse gehucht Feynend was getormenteerd. En dat lees je overduidelijk in zijn werk. Al is daar ook altijd, in een klein hoekje, dat tikkeltje humor.

De levenslijn van Carolus Paepen is er geen die van rozentuin naar prieeltje meandert. Verre van zelfs: zijn vader had in WOI al met een verblijf in een Duits Gefangenlager kennis gemaakt. Tijdens WOII ruilt Carolus uit voorzorg het strooien dak van zijn ouderlijke thuis aan Feynend voor werk in een Waalse steenkoolmijn. En toch pakken de Duitse bezetters hem op en sturen hem naar Buchenwald, een gruwelijke stek. Mogelijk was schilderen en tekenen levenslang een therapeutische uitweg voor de Gouden Carolus uit Millegem.

Rik Van Braband, jij bent met je 69 lentes een beetje de spreekbuis van het kunstproject Cum Laude. Hoe omschrijf ik dit opzet?
Rik Van Braband: “In de kunstwereld is Cum Laude al langer een begrip. Tussen 1990 en 2000 organiseerde Luc Van Craenendonck als autodidact al tal van tentoonstellingen. En daar werden grote namen opgevoerd: Hubert Minnebo, Jef Geys, Fred Bervoets… Omwille van drukke bezigheden ging alles een tijd lang op een veel lager pitje. Tot in 2021 met steun van mezelf en Karel Byl de vlam weer in de pan sloeg.”

Hoe zijn jullie bij Carolus Paepen terechtgekomen? Ik had daar eerlijk gezegd nog nooit van gehoord en Luc Van Craenendonck zelf ook niet. Straf toch?
“Heel toevallig zag ik ergens dat Carolus dit jaar honderd zou geworden zijn. En toen vonkte het even in mijn achterhoofd dat ik, ergens in de jaren ’80, wel eens van hem gehoord had. Dat ik in Mol toen zelfs een tentoonstelling van hem gezien had. En toen ben ik beginnen zoeken. Ik ontdekte dat hij een jongere zus had in een lokaal rusthuis. Via haar kwam ik terecht bij een zus in het Brusselse, waar hij lang geleefd en gewerkt heeft. Daar kregen we inzicht in een stapel knipsels en werken. Meteen werd duidelijk dat we hier te maken hadden met een voor ons relatief onbekende kunstenaar die decennialang internationale naam en faam mocht genieten.”

Als ik de catalogus bekijk, word je echt wel even stil van waar hij overal tentoonstelde en welk wijwatervat de toenmalige kunstrecensenten over zijn oeuvre kwispelden.
“Carolus was een echte autodidact. Hij tekende en kleurde graag, zijn eerste werken waren potloodtekeningen die hij inkleurde. En plots, blijkbaar vanuit het niets, stelde Paepen tentoon in Galerie Renoir in Brussel. Meteen duiken zijn werken ook op in het Paleis voor Schone Kunsten in Parijs. Waarop hij een jaar later tot ‘Laureaat van de Vereniging van Kunsten, Wetenschappen en Letteren’ gebombardeerd wordt. En het gaat crescendo, hij duikt — met lovende recensies — op in programma’s op Belgische, Nederlandse, Franse en Duitse zenders. In Galerie de la Madeleine in Brussel prijkt zijn werk tussen dat van Permeke, Rik Poot, Slabbinck en Spilliaert. En het gaat zo maar door. Na die bijzonder indrukwekkende periode viel het plots een decennium lang helemaal stil.”

Alle kunstkenners zijn het er in die tijd over eens dat de vreselijke zaken die hij ooit beleefd heeft, een blijvende invloed gehad hebben op zijn werk.
“Je kan dat ook moeilijk onderschatten. Die man heeft een en ander meegemaakt. Om aan de Duitsers te ontkomen gaat hij werken als fosseman in een Waalse steenkoolmijn. Hij hoopte zo niet opgepakt te worden, want de Duitsers hadden die kolen nodig. Voor hem was dat waarschijnlijk al een hel: in het donker, in de hitte… Maar na twee jaar werd hij toch opgepakt en naar Buchenwald getransporteerd. Mogelijk was dat een vergissing en was men op zoek naar zijn twee neven Jan-Baptist en Benedictus die twee maanden later ook opgepakt werden tijdens de beruchte razzia in Mol. Zij lieten het leven. Carolus werd er ingeschakeld in de wapenindustrie en ‘mocht’ weer de mijn in. Weer die hel van donkerte en hitte. Kwam daar nog eens de barbaarse aanpak van de kampbewaarders bij. Op een gegeven ogenblik moest hij een operatie ondergaan waarna hij weer naar het kamp gestuurd werd. Daar slaagde hij er in 1944 in om te ontsnappen. Hij was een wrak en daar kwam nog een trauma bij toen hij later moest vernemen dat zijn broer Jan-Frans in 1947 in een Russisch kamp was overleden.”

En hij ontpopte zich stilaan tot kunstenaar?
“Zo eenvoudig was dat weer niet. Bij zijn terugkeer naar België zwerft hij wat rond van Ophain via Oudergem naar Mechelen om tenslotte in Brussel te belanden. Hij werkte als chauffeur, handelsreiziger in wijnen en banketwaren en kluste wat in hotels en restaurants. Zo leerde hij zijn vrouw Celestine Cools kennen en begon hij in zijn vrije tijd te tekenen. Eerst gekleurde potloodtekeningen, tot hij begon met karikaturen van de Duitse oversten en folteraars. Door die portretten aan zijn kamermuur te spijkeren, voelde hij zich verlost van zijn angsten. Zijn geneesheer raadt hem meteen aan deze therapeutische en artistieke weg verder te bewandelen.”

Begin jaren ’60 was Carolus Paepen haast niet weg te branden van de internationale fora, maar plots viel alles een decennium lang stil?
“We weten het niet en we kunnen het ook niet verklaren wat hiervoor de reden was. Maar na tien jaar duikt hij plots weer op en de kunstcritici van die tijd lusten meteen weer pap van zijn werken. Eind jaren ’70 werd hij als muziekliefhebber gevraagd om artistieke hoesontwerpen te maken voor muziekplaten. Hij gaat aan de slag en maakt platencovers voor pakweg Ann Christy, Will Tura, Jimmy Frey, Corry, Plastic Bertrand, Mieke, Adamo en Zjef Vanuytsel. Om één of andere reden is dat project voortijdig afgeblazen.”

Na al die omzwervingen komt hij in 1980 nog eens terug naar zijn geboortedorp?
“Het was het Davidsfonds dat hem naar de Oude Post aan de Molse Markt haalde. Hij schonk toen het gemeentebestuur een pentekening van Jakob Smits. Die behoort nu nog tot de verzameling van het Jakob Smitsmuseum in Mol-Sluis.”

De familienaam laat het al vermoeden, financieel specialist Pascal Paepen, docent aan de KU Leuven en Thomas More is familie van Carolus Paepen?
“De roots van de Paepens vind je voornamelijk terug op het Feynend en in de Oude Bleken. De grootvader van Pascal was een neef van Carolus. Pascal heeft Carolus zelf nooit in Millegem gezien. Maar toen hij elf was, mocht hij met de familie naar de tentoonstelling in de Oude Post. De werken maakten best wel indruk op de jonge snaak, maar meer nog het feit dat hij van de kunstenaar een stapel affiches kreeg van de tentoonstelling. Die hing hij meteen op in de trappenzaal van zijn school, fier dat hij dezelfde familienaam had als de kunstenaar. Pascal heeft op zijn onnavolgbare wijze de opening verzorgd. Hij stelde onomwonden dat de échte Gouden Carolus een kunstenaar met Molse roots is.”

Meer lezen van Jef Aerts
Meer lezen over
kunst

Meer Talent van eigen bodem

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.