Talent van eigen bodem

Bert Cels popelt om de grote podia te bestormen

Gepubliceerd: 25 november 2024  |  Door: Jef Aerts  |  Onderox editie: 247

BALEN/GEEL — Toch wel een beetje tot zijn eigen verbazing kreeg Olmenaar Bert Cels (42) recent de schaal van de Yellow City International Comedy Night Lies Lefever toegestopt omdat hij het publiek van alle uitverkoren finalisten het meest aan het schateren kreeg. Lies Lefever, de jongedame met Rwandese roots, startte haar carrière in 2009 en na optredens in de Rode Loper en de Laatste Show, pakte ze in 2011 met haar eerste eigen show. Na een ongelukkige val overleed ze in 2018. Bert is alvast gretig om een uitgebreid vervolg aan zijn winst te breien.

Lies Lefever stootte erg snel door naar de status van publiekslievelinge. Vergezeld van haar gitaar kon ze behoorlijk stout uit de hoek komen. Iets wat fans meestal weten te pruimen. Het juryrapport van Bert Cels oogt alvast beter dan dat de rapporten van ondergetekende dat destijds – in een andere context weliswaar – deden. Zo blijkt hij over een goede timing te beschikken en wandelt hij vlotjes van de ene naar de andere grap. Hij pakt uit met best goede jokes en beschikt over de correcte intonatie. Naast de fraaie schaal, waar hij terecht apetrots op is, levert de overwinning hem alvast een rist optredens en professionele coaching op. En de honger naar meer en groter is zeker aanwezig.

Wat doe je momenteel in het dagelijkse leven?
Bert Cels: “Op dit ogenblik geef ik les aan TISP, het Technisch Instituut Sint Paulus in Mol. De school die vroeger als ‘de Vakschool’ betiteld werd, maar dat zeggen we tegenwoordig niet meer. Een Campus geeft toch meer cachet. Van opleiding ben ik lasser. Als Diestenaar (van Molenstede) heb ik dertien jaar bij Daf in Oevel gewerkt. Op een gegeven moment had ik er enkele stagiairs en vroeg ik of ze in het onderwijs geen collega’s konden gebruiken. Als zogenaamde zij-instromer ben ik nu negen jaar actief als leraar.”

Van Daf naar roem, wielrenner Ludo Dierckxsens deed het je voor.
“Ja, maar dat was wel op een andere schaal!”

Je geeft les in een regelrecht knelpuntberoep. Hoe is Bert Cels als leraar?
“Ik geef les aan lassers in het derde en vierde jaar van wat nu arbeidsfinaliteit heet. Vroeger was dat BSO. Als leerkracht ervaar je wel dat ouders steevast kiezen voor een zo hoog mogelijke opleiding. Iedereen wil wel een dokter of een ingenieur in de familie. En toch is dit een richting waar die leerlingen best goed hun kost kunnen verdienen. Goede lassers, goede loodgieters, goede elektriciens… Ze zijn gegeerd hoor! Op sommige momenten zijn we meer opvoeder dan leraar. Ja, we moeten soms lacunes van sommige ouders helpen invullen. Zelf zie ik me als leraar best streng. Maar ik probeer met een lach respect te tonen voor hen en ik wil dat respect ook terugkrijgen. Het doet me altijd deugd als ik oud-leerlingen ontmoet en ze me een goededag komen zeggen en een praatje komen slaan. Dat is en blijft hartverwarmend. In de lessen die ik geef is fysieke veiligheid erg belangrijk en dat probeer ik ook heel duidelijk te maken. Met sommige zaken kan niet gelachen worden, dat zal later op de werkvloer ook zo zijn. Als er al eens een verbaal relletje ontstaat, ondervinden ze toch al heel snel dat ze op dat vlak aan het verkeerde adres zijn. Wie probeert, krijgt lik op stuk.”

Hoe ben je tot de comedy gekomen? Altijd al de grapjurk aan de toog geweest?
“Neen, dat is gekomen door enkele collega’s die me aanporden om eens een avondvullend programma in elkaar te boksen. Om twee uur tijd te vullen pende ik zeker tien bladzijdes A4 vol tekst. Het ging toen al over het onderwijs en de mankementen die er zijn… De eerste try-out was in het pool house van een collega, voor een beperkt publiek. De eerste commentaren waren niet al te lovend en dat mag/moet ook wel. Het moest spontaner overkomen, er zaten zeker goeie stukken in maar ik oogde blijkbaar véél te zenuwachtig.”

Dus daar moest aan gewerkt worden?
“Dat doe je dan in de praktijk. Ik ging aan de slag in de Open-Mics. Optredens waar er moppen kunnen getapt worden, er poëzie aan bod komt en waar er kan gezongen worden. Veel variatie dus. Ik ben zowat anderhalf jaar in dat circuit bezig geweest. Ondertussen schaafde ik aan al de opmerkingen die ik kreeg. Maar ik moet erkennen dat zenuwen toch altijd parten spelen. Ik ben al naar optredens in heel Vlaanderen geweest, maar vooral in het Antwerpse en in de Kempen. Morgen treed ik op in een spiegelzaal in Diest. Mijn vriendin zegt altijd dat ik betaald word in tijd.”

En toen viel die uitnodiging voor de Yellow City International Comedy Night in de bus?
“Ja jongen, toen ik wist dat ik geselecteerd was, leefde ik echt op een roze wolk!”

Waar vind je je onderwerpen, pluk je die uit de dagelijkse realiteit?
“Af en toe denk ik wel bij iets wat mensen opmerken dat ik daar misschien iets mee kan. Mijn focus ligt echt op het onderwijs. Politiek probeer ik te vermijden wegens te vluchtig. Ik ga uit van situaties van mensen met schoolgaande kinderen. Zaken die voor hen erg herkenbaar overkomen, waar ze zelf mee geconfronteerd worden. Zij herkennen dat. In een jeugdhuis moet ik met een dergelijk verhaal niet afkomen.”

Hoe zou je je eigen stijl omschrijven? Spitsvondig of er toch maar met de botte bijl op?
“Een beetje een mix van beide. Ik houd vooral een hoog tempo aan: bam…bam…bam… Ik sta ook niet stil op het podium. Ik ben voortdurend in beweging, dat doe ik in de klas trouwens ook.”

Hoe speel je in op een zaal die nauwelijks of zelfs niet reageert?
(lacht) “Je doet je set sneller dan gewoonlijk. Om er vanaf te zijn. Maar… de opwarmer van dienst doet soms wonderen, die kan de sfeer doen keren. En zelfs het moment van optreden speelt een rol, vind ik. Er is een verschil tussen een vrijdags of een zaterdags publiek. In het ene geval komen de mensen recht van hun werkweek in het andere geval zijn ze al wat meer ontspannen.”

Heb je zelf grote voorbeelden?
“Ik vind Bart Cannaerts wel goed, dat is heel herkenbaar. Zeker als hij het over de kinderen heeft, want wij hebben zelf ook drie koters rondlopen. Ook Alex Agnew vind ik altijd spitsvondig en ook Arnaut Van den Bossche, die in 2009 de Humo’s Comedy Cup won. Als die met zijn maatpakje en zijn das aan de slag gaat met zijn statistieken op de flip overs, keigoed! En niemand kan natuurlijk om de ongelooflijke timing van iemand als Toon Hermans heen.”

Hoe ziet je agenda er toekomstgericht uit, moet je al een manager zoeken?
“Een manager zie ik me nog niet meteen zoeken. Maar het winnen van de schaal opent wel degelijk deuren. Zo heb ik in maart een Comedy Café in Geel. En tussendoor zal ik nog wel wat grappen vertellen in het leraarslokaal. In het voorprogramma geraken van grotere namen zou al een mooie start betekenen. Ik ben nu alvast één keer geboekt voor het voorprogramma van Bas Birker.”

Waar zie je jezelf op termijn staan?
“Als ik al een paar keer op de affiche van de cc’s zou staan, het zou al heel tof zijn. En waar ik stiekem durf van dromen is om terecht te komen in een team dat programma’s als de Ideale Wereld voorbereidt. Ik denk dat je dan een hele voormiddag strijk ligt van het lachen door al die creatieve kruisbestuivingen.”

Meer lezen van Jef Aerts
Foto's gemaakt door Bart Van der Moeren
Meer lezen over
cultuur

Meer Talent van eigen bodem

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.