Bijzondere trends

Onze reporter leert jenever proeven

Gepubliceerd: 15 december 2022  |  Door: Peter Briers  |  Onderox editie: 226

Als u en ik straks het glas heffen op de start van 2023, is de kans groot dat daar drank mee gemoeid zal zijn. Sterke drank, want geen spirit zo populair als brandewijn om een nieuw jaar mee in te luiden. Wie een kater wil vermijden, kent dus maar beter het onderscheid tussen jenever van kwalitatieve en bedenkelijke strekking. Onze reporter demonstreert hoe het moet.

Elke maand neemt onze reporter een atypische, spannende of relaxerende activiteit onder de loep. Kritisch, maar met een kwinkslag rapporteert hij zijn wedervaren. Deze maand: een jenevertasting.

Spoiler alert: ik kan niet tegen drank, laat staan sterke drank. Eén borrel kan nog net, twee is eigenlijk al te veel. Gooi ik er in de euforie van het moment nog een derde tegenaan, dan is de kans groot dat ik ter plekke in slaap val, vrouwen luid het hof ga maken of — veel erger nog — Vlaamse schlagers begin te zingen. Luc Steeno, Salim Seghers, dat niveau. Ik kan niet zingen, moet u weten, waardoor die liedjes dan nóg erger gaan klinken dan het origineel. Stelt u zich dat eens voor. Prettig is anders. Toch wil ik straks — als het nieuwe jaar aanbreekt — niet opnieuw de sufferd van de bende zijn die telkens bedankt als iemand met een dienblad vol borrels passeert. “Het is een kwestie van goed weten welke jenever oké is en welke niet, vooral als je vreest voor een houten kop”, zegt een specialist. “Dat onderscheid leren maken, vraagt veel oefening.” First things first. Om de oorsprong van de betere jenever te kunnen doorgronden, loop ik langs bij het Jenevermuseum in het Nederlandse Schiedam. Dat ze in de Lage Landen al rond de middeleeuwen flink aan de drank zaten, komt de gids daar te zeggen. “In die tijd ging het om gedistilleerde wijn of brandewijn. Die werd aanvankelijk gebruikt als medicijn.” Dat Nederland — en niet België — vandaag bekend staat als de jenevernatie bij uitstek, komt door een speling van het lot. “Na de val van Antwerpen in 1585 sloegen veel Belgische branders met heel hun hebben en houden op de vlucht naar Rotterdam. Daarom waren er op het toppunt van de jeneverindustrie in Schiedam maar liefst honderden branderijen.”

DUIVELSGELUK
Genoeg achtergrond, tijd voor een eerste neut. Op de binnenplaats van het museum volgt een tasting van vier varianten op de Old Schiedam Moutwijn — kort of lang gerijpt — én het hoogtepunt van de dag: een ferme slok van de 40° straffe Duivelsgeluk. Niet alleen de op één na duurste jenever uit de slijterij, maar meteen ook de soort — zo gaat in Schiedam het verhaal — waar een gemiddelde Rotterdammer zijn bloot gat voor zou laten zien. Zo lekker. De jenever, bedoel ik dan. De Moutwijn smaakt fenomenaal, de Duivelsgeluk ook. Alleen heb ik — en samen met mij zowat alle Hollanders in het gezelschap — maar half geluisterd naar hoe het er tijdens zo’n degustatie aan toe hoort te gaan, en heb ik té snel en té veel gedronken. Na afloop krijg ik de indruk dat ik tien glazen zie staan, terwijl ik zeker weet dat we er maar vijf hebben gebruikt. Ik voel een Vlaamse schlager opkomen, maar een nog meer aangeschoten Nederlander is me voor. Het wordt Hazes.

MEUG
De tweede tasting speelt zich dichter bij huis af: één hoog bij Jones Foodbar in Schilde, onder leiding van Jeroen Van Dyck, managing partner bij smaakbureau Meug, bekend voor zijn proeverijen en festivals. Op de kaart staan vijf jenevers met een uiteenlopend smakenpallet. Het doel? De geselecteerde brandewijn ontleden en vakkundig leren beoordelen, in minder dan twee uur tijd. “Het maakt niet uit hoe je spirits proeft”, stelt Jeroen meteen gerust. “Zorg er wel voor dat je ze telkens op dezelfde manier degusteert. Bepaal eerst een vast ritueel. Walsen zou zo’n ritueel kunnen zijn. Voeg er vooral geen ijs aan toe, want dan bevries je de smaak. Hoe kouder de drank, hoe minder smaaknuances. Laat het een tip zijn: krijg je tijdens de zomer gasten over de vloer die je liever niet ziet komen, koop dan goedkope witte wijn en koel die tot 1 graad. Ze zullen hem toch lekker vinden. Hij smaakt naar niks, maar voelt wel fris aan. Iedereen tevreden.” Deze kennis gaat me later nog van pas komen, weet ik nu al. Water toevoegen mag dan weer wel. “Op kamertemperatuur dan. Kenners beweren dat het water moet zijn waarmee de spirit werd gemaakt, maar dat is larie. Met water verdun je de alcohol, waardoor je de aroma’s beter proeft. Evenveel water als spirit, zelfs dat moet kunnen.”

SLIKKEN
Openen doen we met een single malt graanjenever van stokerij De Moor uit Aalst, dubbel gestookt uit 100% mout in koperen alambiek, twaalf jaar oud en gerijpt op eiken wijnvaten. Dat verzin ik niet zelf, het staat letterlijk op het etiket. “Kijk in eerste instantie naar de kleur en zeg daar iets over”, instrueert Jeroen. “Vervolgens ga je ruiken. Steek de neus niet helemaal in het glas, anders gaat de alcohol je bedwelmen en zal je minder ruiken. Beoordeel al ruikend of je de geur lekker of aangenaam vindt. Dat kan, want alle smaken situeren zich in de neus.” Pittig. Verder dan dat geraak ik niet. “Soms ontbreekt het mensen aan de juiste terminologie. Hoe meer je oefent, hoe groter jouw woordenschat zal worden. Leuk detail: in deze fase kan je al kwalitatieve van minderwaardige jenever onderscheiden. Een scherpe, storende of branderige geur is vaak een indicatie van een minder goede of slecht geproduceerde soort. Laat die maar passeren.” Stap twee: proeven. “Je zou vóór de tasting al wat geproefd moeten hebben, om de mond ‘voor te bereiden’ op de alcohol die nog zal volgen. De eerste teug valt de tong aan, als het ware. Nadien volgt er een soort van gewenning. Neem dus eerst een kleine slok en slik die meteen door.” Anders dan bij wijn, die telkens weer wordt uitgespuwd, mag er bij jenevertastings wél gedronken worden. “Zo hoort het ook. Spirits proef je achteraan in de keel en de neus. Je moét wel slikken. Adem nadien uit langs de neus, dan vang je de smaak en de geur maximaal.” Het proeven roept, ondanks mijn magere vocabulaire, wel meer associaties op. “Deze jenever gooit de scherpe toetsen snel van zich af”, hoor ik mezelf zeggen. “Ik detecteer een compacte, gebalde smaak.” Er valt een stilte. “Ik snap het”, aarzelt Van Dyck. Echt onder de indruk is hij duidelijk niet.

POËZIE
Via de Anne-Sophie B., gemaakt in het Hasseltse Jenevermuseum, en de Waalse Peket de Houyeu, gaat het naar de hoppige Poperingse Houblonesse. Of het de alcohol is die me in deze fase van de tasting al parten speelt is niet duidelijk, maar mijn lexicon gaat er verrassend snel op vooruit. Zo ontdek ik in de Peket de Houyeu ‘milde toetsen van citrusvrucht en jeneverbes’ en bespeur ik ‘een jonge lichtvoetigheid in combinatie met een oud profiel van stille waters en diepe gronden’. Ik zeg het alsof ik nooit wat anders heb gedaan, met de vastberadenheid van een getraind spiritkenner. En het wordt nóg beter. Bij de laatste jenever, de Balegemse van stokerij Van Damme, raak ik helemaal op dreef. “Ik ruik granen”, begin ik mijn eerste echte tastnote. “Hij smaakt uitnodigend, open, rijk en heeft een sterke body. Meer alcohol ook. Ik denk aan petrichor, de geur van bossen na een driftige regenbui. Ik proef de somberheid van de winter en tegelijk ook het optimistische van de lente. Half maart. Dubbel lekker.” Ik weet van geen ophouden. Pure poëzie is het. Dat ik helemaal klaar ben voor het echte tastingmilieu, besluit Van Dyck. “Je zou elke jenever nog een waarderingscijfer kunnen geven. Als ik een score moet geven aan jouw eerste tasting notes, dan 89/100. Erg goed, maar voorlopig nog geen Champions League.” 89/100! Ik heb het diezelfde avond nog gevierd. Met jenever en Vlaamse schlagers, wat had u gedacht? 

MEER INFO
www.meug.be

Meer lezen van Peter Briers
Meer lezen over
onder de loepfeest

Meer Bijzondere trends

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.