Wil je op de hoogte blijven?
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.
MOL – De kapellekensboom in Heidehuizen is genomineerd voor de wedstrijd ‘Boom van het Jaar 2020’. Begin september weten we of de Molse boom onze provincie mag vertegenwoordigen en tegen de andere provinciale laureaten mag strijden voor de oppergaai. Kanshebber is hij zeker, dit imposante boomwerk. Al staat hij voor de hedendaagse weggebruikers ook behoorlijk in de weg. Want wat vroeger een zandspoor was, heet nu het centrum van het gehucht.
In 2019 kreeg de imposante acacia ofte robinia in Heidehuizen het bijzonder zwaar te verduren toen een stormvlaag, eentje die zelfs admiraal Beaufort zelf van de sokken zou geblazen hebben, lelijk huis hield in de kruin van deze blikvanger. De buurtbewoners — waaronder onze eigen Ferre Beyens — weten het ook, de gigantische stam belemmert het zicht op de weg. Een verkeersaanpassing zou hier misschien geen gek idee zijn. Maar ondertussen is het toch maar duimen voor erkenning. Het was wel Ferre die ons op het spoor zette van lokale autoriteit Swa Geuens (83), de hoeder van de kapellekensboom ‘van de Hei’.
Swa, jij bent naaste buurman van de boom. Hoe is die boom hier eigenlijk terechtgekomen?
Swa Geuens: “Er zijn twee versies. Volgens eentje zouden er indertijd drie boompjes geplant zijn, waarvan er eentje is blijven staan. Een andere versie zegt dat er een stronk is meegebracht uit Geel-Bel door Rezinne Beyens, Maria Geuens, Josephine Geuens en Karel De Raedt. Ik heb geen idee welke versie de correcte is. Wat ik wel weet, is dat in de familie het verhaal gaat dat het mijn zus Fien geweest is die de boom gezet heeft. Mijn vader was van 1897. Als je even rekent, kan je inschatten hoe oud de boom ongeveer is.”
In de recente storm heeft hij wel geleden, er is zelfs even sprake van geweest om hem dan maar neer te halen. Dat viel waarschijnlijk niet in goede aarde?
“Als oud beroepsbrandweerman kan ik zo’n situaties toch al een beetje inschatten. De boomchirurg die de boom onderzocht heeft en hem met zware banden beveiligde, was onder de indruk. Hij had geen weet van een dergelijke acacia. Volgens hem vond je die meestal terug in houtwallen. Heidehuizen was in die tijd een gehucht dat door de Nete van het Molse centrum gescheiden werd. Je moet de huidige Zuiderring wegdenken. De Molderdijk, richting Balen en verder naar het militair kamp van Leopoldsburg, dat was nog een aarden weg. Om van Mol naar Heidehuizen te geraken lag er een bruggetje over de Nete, gemaakt van in de lengte gezaagde bomen. Verharde wegen bestonden er hier nog niet, dus die boom werd ergens aangeplant. Dikke acaciabomen zag je indertijd niet, want de dunnere stammen waren perfect geschikt om gebruikt te worden als weidepalen. Die waren goed bestand tegen rotting vlak bij de grond.”
Zoals dat in de Kempen vroeger vaak ging, kwam er al snel een kapelletje aan de boom te hangen. Ook de school, vlakbij, speelde hier een rol?
“Vroeger moesten de kinderen van Heidehuizen in Mol naar school. In 1927 kregen we een eigen school. Dat was in het begin nog een voorlopig schoollokaal. Catharina Louisa Maria Josephina Verhulst werd er de juffrouw. Maar iedereen kende en kent haar als juf Toke. Zij was geweldig godvruchtig. Als we naar school kwamen, moesten we eerst op onze knieën bidden aan het kapelletje. Omdat de boom drie stammen heeft, was het volgens haar bidden voor de heilige Drievuldigheid. Geen kwaad woord over Toke, ook al was ze bijzonder devoot. Dat was eigenlijk een heilige! Op de school was er een soort van grot gebouwd met een Mariabeeldje. Daar moesten we voor de les bidden. Er is nog een gezegde uit die tijd: Had Toke tijdens de tijd dat ze ons liet bidden Frans gegeven, we spraken het nu allemaal perfect. Maar ze kwam wel elke dag met haar fiets vanuit de Corbiestraat en at op school met de overblijvende leerlingen haar boterhammen met honing op. En ze maakte koffie en chocomelk voor de leerlingen. Die ze nog zelf betaalde ook.”
Hoe zie je de toekomst van deze indrukwekkende boom?
“Ik onderhoud het kapelletje zo goed als ik kan, maar er komt sleet op. Zowel op mij als op het kapelletje. (lacht) Een beetje meer steun vanuit de gemeente zou wel mogen. Jaren geleden zag ik arbeiders beginnen aan een betonnen vloerplaat. Toen ik vroeg wat ze zinnens waren, vertelden ze dat ze het kapelletje gingen verhuizen. Ik heb toen gezegd dat ze dan een revolutie riskeerden, want die boom en dat kapelletje, dat is iets van de mensen van ‘de Hei.”
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.