Talent van eigen bodem

Zjef Van Steenbergen: 'Vree wijze' bassist zoekt en vindt zijn weg in de jazz

Gepubliceerd: 22 oktober 2020  |  Door: Peter Meulemans  |  Onderox editie: 203

ARENDONK/GENTBRUGGE – Onder muzikanten zei men vroeger wel eens dat bassisten mislukte gitaristen zijn. Dat geldt alleszins niet voor Zjef Van Steenbergen (26) uit Arendonk. Hij koos op twaalfjarige leeftijd meteen voor de basgitaar. En dat doet hij veertien jaar later nog steeds. Met een diploma van het Conservatorium op zak. “Tijdens de lockdown heb ik gemerkt dat ik probleemloos mijn dagen kan vullen met muziek. Maar nu wil ik gewoon terug optreden.”

Van je hobby je beroep maken, klinkt altijd als een droom. Als ik Zjef mag geloven is dat bij hem alleszins zo gelopen. Na vele jaren muziekschool, een bijkomend zevende jaar aan de Kunsthumaniora en zes jaar aan het Conservatorium mag Zjef zich een klassiek geschoolde muzikant noemen. Bovendien leerde hij in het Gentse zijn vriendin Julie kennen, een jazz-zangeres. Dus ja, er staat ten huize Van Steenbergen regelmatig een jazzplaat op de achtergrond te spelen. De keuze is dan ook eindeloos.

Ben je akkoord met de opmerking dat bassisten vaak het buitenbeentje van de band zijn?
Zjef Van Steenbergen: “Bwa, dat weet ik niet. Wel is het zo dat ze niet vaak in de spotlight staan. Meestal een beetje op de achtergrond, in de buurt van de drummer. Dat is ook mijn favoriete plaatsje. (lacht) Maar bassisten als Christian McBride, John Patitucci en Dane Alderson, om die maar te noemen, vind ik toch echt wel straffe en interessante persoonlijkheden.”

In tegenstelling tot veel andere bassisten ben jij niet als gitarist begonnen. Hoe ging dat precies?
“Klopt. Ik kan nog steeds geen gitaar spelen. Het is er nooit van gekomen. Als jonge gast vond ik Green Day en U2 geweldig. Je kent de beelden wel waar de tennisracket dient als gitaar. Of de in hout uitgesneden gitaar. En maar rocken. (lacht) In die tijd had ik via een vriend de kans om op een echte basgitaar te spelen. Twaalf jaar was ik toen, maar meteen verkocht. Ik begon onmiddellijk met lessen en probeerde zo goed mogelijk al die bekende rockplaten na te spelen. Er was geen houden meer aan.” (lacht)

Het is ook in die periode dat de band Maizis is ontstaan. Dat moet zowat de jongste rockband uit Arendonk en omgeving geweest zijn.
“Goh, dat is precies al een eeuwigheid geleden. Maar plezant was het wel. Samen met mijn neef en drummer Alek Dom en de gitaristen Sten Janssen en Hans Goris hadden we inderdaad een stevig bandje. Wij noemden het zelf graag punk-rock. Als je weet dat we toen twaalf en dertien jaar jong waren, was dat best grappig. Maar pas op, we traden eigenlijk vrij veel op. Met dank aan onze toenmalige manager Piet Van Bijlen. Jaja, een manager hadden we ook al.” (lacht)

Velen zijn geroepen om van hun muzikale hobby hun beroep te maken. Weinigen zijn uitverkoren. Waarom is het bij jou wel gelukt?
“Dat weet ik eigenlijk niet. Er zat ook nooit een concreet plan achter. Als jonge gast voel je wel dat je dit graag doet. Maar zoals je zegt, dat geldt voor de meeste beginnende muzikanten. Ik voelde mij ook altijd prima op een podium. Maar dat is nog altijd geen garantie. Ik doorliep de muziekschool waardoor ik op jonge leeftijd al heel wat theoretische bagage had. En na mijn humaniora heb ik nog een schakeljaar gedaan aan de Kunsthumaniora. Een volgende logische stap was dan het Conservatorium in Gent. Ik ben ook erg blij dat mijn ouders mij hierin altijd gesteund hebben. Want vaak wordt toch gezegd dat muziek ‘maar’ een hobby is en dat men eerst een ‘echt’ diploma moet halen. Ook daarom ben ik blij dat ik er momenteel mijn kost mee kan verdienen. En eerlijk? Ik zou niet weten wat ik anders moest doen.”

Een opleiding aan het Conservatorium is niet voor watjes, heb ik mij altijd laten vertellen. Hoe zwaar was het?
“Dat is uiteraard intensieve kost. Bovendien vraag je je ook wel af of vijf jaar basgitaar leren niet wat veel van het goede is. Maar die periode is voorbij gevlogen. Het ingangsexamen is inderdaad vrij stresserend. Er is een theoretische proef en een gehoorproef. Daarnaast moet je een examen afleggen met je hoofdinstrument, wat bij mij dus de basgitaar was. Ik stond bol van de stress, dat weet ik nog. Je wordt dan begeleid door oudere studenten van het Conservatorium. Later, toen ik zelf moest begeleiden, voelde ik nog altijd de zenuwen van die nieuwe studenten. (lacht) Terwijl je zelf dan compleet relaxed aan het spelen bent. Wat een verschil was dat.”

Ik heb zelf altijd veel muzikale interesses gehad maar jazz vond ik toch steeds een complex genre. Hoe ging dat bij jou?
“Ik weet wat je bedoelt. Ik begreep daar vroeger ook niets van. Maar jazz zit boordevol improvisatie. Je kan dat ook nooit tweemaal op dezelfde manier spelen. Eens je dat onder de knie hebt, ben je ongetwijfeld verkocht. Geloof me, het is een fantastisch genre waarbij je je als muzikant helemaal kunt laten gaan. Een heel prettig gevoel.”

Een muzikant wil natuurlijk zoveel mogelijk optreden en niet alleen repeteren of op zijn kamertje oefenen. Waar heb jij de stiel echt geleerd?
“Gezien mijn studies in Gent zaten wij vrij vaak in The Hot Club, dé jazzclub bij uitstek. Daar heb ik uiteraard heel vaak gespeeld. Schitterende herinneringen… Jazz heeft als muziek de traditie om veel te jammen. Je doet dan eigenlijk gewoon teken naar de bassist van: oké als ik zo dadelijk overneem? En even later is het jouw beurt. Kort daarna wisselt de drummer en dat gaat zo maar door, een hele avond lang. Er is geen betere manier om deze muziek onder de knie te krijgen. Je leert er bovendien veel gelijkgezinden kennen, wat goed is om te netwerken en uiteindelijk aan opdrachten te geraken.”

Over netwerken gesproken, het is ook hier dat je je huidige vriendin hebt leren kennen. Ook een liefhebster van jazz.
“Klopt. Tijdens je studies fladder je van de ene band naar de andere, van het ene project naar het andere. En zo heb ik Julie leren kennen. Zij studeert Jazz-zang aan het Conservatorium. En dat heeft zo zijn voordelen. We kunnen daar echt geïnteresseerd over babbelen. Zo raken we allebei nog meer geboeid. We geven ondertussen ook allebei les aan het Deeltijds Kunstonderwijs.”

Julie is van Gent, jij van Arendonk. Dat lijkt me wat de clash van de dialecten te zijn.
(lacht) “Klopt helemaal. Aangezien ik zes, zeven jaar in Gent woon, neem ik bepaalde woorden wel eens over. Je snapt wel dat mijn Arendonkse vrienden hun wenkbrauwen serieus fronsen als ik iets vree wijs vind. (lacht) Maar laat het duidelijk zijn, ik woon heel graag in Gent, Gentbrugge eigenlijk. Sinds kort woon ik daar samen met Julie. Het is de rustige omgeving van een dorp, maar vlakbij de stad. Al kom ik ook nog altijd met veel plezier naar mijn geboortedorp.”

Wat maakt Gent zo bijzonder?
“Buiten het dialect, bedoel je? (glimlacht) Gent is een levende, bruisende stad. Er is veel te beleven. Ook en vooral op cultureel vlak. In normale tijden zijn er ook erg veel optredens. Maar dat stond dit jaar helaas op een laag pitje.”

Dat geldt waarschijnlijk ook voor jou?
“Inderdaad. Jammer eigenlijk, want ik ben sinds vorig jaar afgestudeerd. Dus ik had nu mijn handen volledig vrij om voluit op te treden. Toen dan in maart het ene na het andere optreden wegviel, was dat wel even slikken. Maar ik heb van de nood een deugd gemaakt. Ik heb na mijn master nog een extra jaar Contrabas gevolgd. Dus ik had nu tijd om extra veel te oefenen. Ik heb ook gemerkt dat ik probleemloos mijn dagen kan vullen met muziek. En dat is ook een geruststelling. Ik ben het dus lang nog niet beu. Maar die optredens mogen nu wel terug binnenkomen. Ik ben er helemaal klaar voor.”

Ik hoop met je mee. Veel succes nog en ‘vree’ veel groeten ginder in Gent.

Meer lezen van Peter Meulemans
Foto's gemaakt door Bart Van der Moeren
Meer lezen over
muziekcultuur

Meer Talent van eigen bodem

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.