Talent van eigen bodem

Tim Celen: "Die gouden medaille hou ik voor Parijs"

Gepubliceerd: 28 oktober 2021  |  Door: Peter Meulemans  |  Onderox editie: 213

HAM/GEEL – De Olympische Spelen in Tokyo liggen al weer even achter ons. Dat geldt ook voor de Paralympische S pelen die kort daarna volgden. Maar op bezoek bij Tim Celen (23) merk ik dat hij nog steeds nageniet van de prachtige prestatie die hij heeft geleverd. En terecht. Toch zit hij met zijn gedachten al bij Parijs ’24. “Ik mis nog een gouden medaille. Maar die heb ik al gereserveerd voor binnen drie jaar”, lacht de sympathieke Hammenaar. En tussendoor zou hij ook nog graag even kampioen willen spelen met KRC Genk. Een kennismaking.

In de woonkamer bij Tim hangt de wereldkampioenentrui mooi te pronken. Naast een truitje van KRC Genk, want de kampioen is grote fan van de Limburgse voetbalclub. Daarnaast liggen twee medailles te blinken, een zilveren en een bronzen. Ik waan me even een Olympisch kampioen als ik de medailles rond mijn nek hang. Best zwaar trouwens. Voor mij is dit helaas niet meer dan een droom, voor de jongeman tegenover mij is het realiteit. En zo kijkt hij terug op een prachtig jaar. Al is de honger naar meer zeker niet gestild. Integendeel.

Tim, eerst en vooral een hele, hele dikke proficiat voor je prestatie op de Paralympische Spelen, en uiteraard ook voor de wereldtitel. Wat een jaar.
Tim Celen: “Dat mag je wel zeggen. En daar ben ik heel erg trots op. Ik heb er bijzonder hard voor gewerkt. Blijkbaar heeft het ‘rustige’ coronajaar 2020 mij deugd gedaan. Het is duidelijk dat mijn basis groter geworden is. Zo zagen we bij de eerste testen dat de verschillende waarden goed waren. Ik was dus vol vertrouwen. Al is het altijd een beetje afwachten om te weten hoe goed de concurrentie is. Want die zitten uiteraard ook niet stil.” (lacht)

Al begon je het seizoen al wel met grandeur door de Ronde in Vlaanderen te winnen. En met heel veel voorsprong. Toen wist je ongetwijfeld dat er een mooi seizoen zat aan te komen.
“Het is natuurlijk prettig om vast te stellen dat je er bovenuit steekt. Het was de eerste keer dat de Ronde in Vlaanderen voor mindervalide atleten werd georganiseerd. Dus dat was wel bijzonder. Maar het echte doel lag verder in het jaar. Dus het was kwestie om in vorm te blijven. We rijden veel minder wedstrijden dan de valide renners. Dus de vraag is altijd hoeveel progressie de tegenstand heeft gemaakt.”

Vertel eens, hoe verloopt zo’n wedstrijd bij Para-cycling?
“Het is heel intensief. De meeste wedstrijden zijn tussen de veertig en vijftig kilometer lang. Dat wil dus zeggen dat er vanaf het eerste moment volle gas wordt gegeven. En vaak valt het dan niet meer stil. Je kan dat eigenlijk best vergelijken met veldrijden qua intensiteit. Je mag ook niet vergeten dat ik toch vijftien à twintig uren per week train om dit niveau te halen. Tel daar gerust nog heel wat uren kiné en dergelijke bij. Gelukkig staat mijn familie altijd voor me klaar. Mijn moeder zorgt voor alle was, erg belangrijk (lacht) en mijn vader zorgt steeds dat mijn fiets prima in orde is. Ook erg belangrijk natuurlijk.”

G-sport in het algemeen krijgt steeds meer aandacht. Daar ben je blij mee, neem ik aan?
“Zeker. Al kan het nog altijd beter. We leven echt als profs en offeren er veel voor op. We worden begeleid door een trainer, een diëtist, een sportpsycholoog, een kinesist, noem maar op. De mensen zien dat niet altijd maar het is wel zo. Dus ik vind ook wel dat we die aandacht verdienen. Maar je merkt wel dat het groeiende is. Ik was er ook bij in Rio ’16 en dan zie je het verschil wel. Meer aandacht, meer publiciteit, dus ook meer stress.” (lacht)

In Rio was je 18 jaar. Dat moet een hele ervaring geweest zijn.
“Absoluut. Noem het gerust een droom. Maar het heeft me heel erg geholpen tijdens de afgelopen Spelen. Ik had het allemaal al eens meegemaakt en was dus minder onder de indruk. Dat maakte zeker dat mijn voorbereiding in de dagen voordien beter was. Maar het blijft natuurlijk een immens indrukwekkend spektakel.”

Zelf ga ik nooit in een Olympisch dorp geraken. Al zeker niet als atleet. Maar wat moet ik mij daar eigenlijk bij voorstellen?
“Heel veel volk. Een mega-evenement. Bekijk het als grote appartementsblokken die speciaal gebouwd zijn voor de Spelen. Met daarnaast heel veel winkels. Kappers. Er was zelfs een Mc Donalds. (lacht) Er rijden daar ook bussen rond om je van links naar rechts te brengen. Dus een dorp is zeker een goede omschrijving. Al zou een stad ook kunnen. Maar die Japanners hadden dat prima geregeld. Er was zeer veel hulp en begeleiding voorzien. En allemaal zeer gedienstig. Typisch Japans waarschijnlijk. We zijn dat niet zo gewend. Sowieso zijn daar al vele atleten, tel daar de begeleiding nog bij, de pers, de lokale mensen van de organisatie en zo, dan heb je heel veel volk bij elkaar. Met een aparte, zeer bijzondere sfeer.”

Hoe ben je eigenlijk begonnen met fietsen?
“Eerder toevallig. Ik wou eigenlijk altijd voetballer worden. Maar met mijn gedeeltelijke verlamming, ik heb hemiplegie, was dat moeilijk. Als kleine jongen speelde ik met de gewone ploegen mee maar niet elke trainer vond dat leuk om mij op te stellen. Echt plezant was dat niet. Daarna ben ik dan naar het G-voetbal gegaan. Pas later kwam ik in contact met het wielrennen. Men zag wel dat ik aanleg had. En dat vond ik uiteraard wel plezant. In 2015 werd ik dan een eerste keer Belgisch Kampioen en datzelfde jaar ook vijfde op het WK. Dat opende perspectieven.”

Het truitje van KRC Genk verraadt inderdaad dat je een voetbalsupporter bent. Doen ze het goed, vind je?
“Zeker. We staan momenteel derde. Daar kunnen we mee leven. Hopelijk wordt het ook nog een mooi Europees parcours. Normaal gaan we ook alle thuiswedstrijden kijken. Al van kindsbeen af. Toch was ik blij en verrast toen ik enkele weken geleden de aftrap mocht geven en een truitje in ontvangst mocht nemen.”

Je bent regerend wereldkampioen, je behaalde zilver en brons op de afgelopen Spelen en je hebt al een handvol Wereldbekerwedstrijden gewonnen. En toch ben je nog maar 23 jaar. Wat is de ambitie nog?
“Die is nog heel erg groot, wees gerust. Ik hoop dit niveau nog heel veel jaren te kunnen volhouden, en vooral nog veel te winnen. Sowieso moet er nog een gouden medaille bij. En daarvoor reken ik op de Spelen van ’24 in Parijs. Het weer zou me daar beter moeten liggen en ook het parcours zal minder op en af zijn. Daar kan ik zeker rekenen op een goeie sprint. In Japan zat er een klim in van 3,5 kilometer aan gemiddeld 6%. Dat was niet van de poes. Toch haalden we nog 35 kilometer per uur. Kijk, ik heb de tegenslag dat ik met een verlamming ben geboren. Maar ik ga daar heel positief mee om. Alles wat ik nu meemaak, is dankzij die beperking. Ik heb dat perfect een plaats kunnen geven en ik ben heel erg blij dat alles loopt zoals het nu loopt. Zo kan ik dingen doen waar ik anders vermoedelijk alleen maar van kon dromen. Want geloof me, zo’n wereldkampioenentrui over je schouders trekken, dat is een fan-tas-tisch gevoel.”

Meer lezen van Peter Meulemans
Foto's gemaakt door Astrid Steurs

Meer Talent van eigen bodem

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.