Talent van eigen bodem

Het DNA van striptekenaar Charel Cambré

Gepubliceerd: 25 februari 2021  |  Door: Suzanne Antonis  |  Onderox editie: 206

HERENTHOUT — De Bronzen Adhemar is voor Vlaamse stripauteurs wat een Oscar voor de filmwereld is. Voor 2020 gaat het beeldje naar kempenaar Charel Cambré (52). Hoewel de man uit Herenthout nog lang niet uitgetekend is, ontvangt hij het beeldje als waardering voor heel zijn oeuvre. Samen met de gevierde stripauteur bladerde Onderox zich door de gootjes van zijn vele stripalbums, de nieuwste Amoras-reeks en honderden cartoons. 

Beginnen deden we echter met Fonz de Sponz, de strip die Charel in 2002 voor de allereerste uitgaves van Onderox Magazine tekende. Of hij dat nog weet? Charel: “Oei, dat is echt lang geleden maar ik herinner me wel dat Guido Geenen een fervente fan is van Guust Flater en dat de strip over een ramenwasser ging. Op de Academie voor Schone Kunsten in Gent, waar ik animatiefilm studeerde, had ik als eindwerk een tekenfilmpje over een ramenwasser gemaakt. Dat zal toen wat blijven hangen zijn, denk ik.”

Je studeerde animatiefilm, dat is toch niet hetzelfde als een stripalbum tekenen?
Charel Cambré: “In die tijd bestond er nog geen opleiding voor striptekenaar. Nu is die er wel. Animatiefilm leunde toen het dichtst aan bij wat ik echt wilde doen. De eerste jaren heb ik wel voor tekenfilmstudio’s gewerkt, meestal in het buitenland. Maar langzamerhand kwam het striptekenen toch meer naar boven. De reeks ‘Jump’ in 2007 was één van mijn eerste eigen creaties, over drie jongeren in een clubhuis. De verhalen waren echt in de tijdsgeest van toen: met bmx, skateboard en computergames.”

Een episode in de Vlaamse stripwereld was het verstrippen van televisiehelden. Ook jij sprong mee op de kar met o.a. de Pfaffs en Mega Mindy. Vond je dat een goede evolutie?
“Het is inderdaad een typisch Vlaams fenomeen. Via Studio 100 kon ik voor de albums van Mega Mindy en K3 de tekeningen maken. De verhalen werden geschreven door een scenarist. Maar de meest dankbare reeks was toch wel de Pfaffs. Hoe ze in de televisiereeks werden voorgesteld, dat waren bijna stripfiguren op zichzelf. Maar uiteindelijk hebben de albums niet lang gelopen. Elke partij moest er wat aan verdienen, zodat het niet echt meer loonde. De reeks rond Filip en Mathilde bestaat wel nog. Binnenkort komt er een nieuw album uit. Filip is een ver doorgedreven karikatuur, leuk om te tekenen. Het moeilijkste gekroonde hoofd vind ik koningin Paola. Haar op een komische manier neerzetten, heb ik nooit helemaal in de vingers gekregen.”

Dé striphelden voor vele generaties zijn Suske en Wiske. Ook jij hebt er een band mee en tekent momenteel aan de Amoras-reeks. Wat houdt dat precies in?
“Ik heb verschillende jaren gewerkt in de Studio Vandersteen, Suske en Wiske zijn me dus niet onbekend. ‘Amoras’ is een strip voor volwassenen. Marc Legendre is de scenarist en ik maak de tekeningen. Het idee achter de Amoras-reeks is dat Suske en Wiske ouder geworden zijn. De avonturen zijn wat vinniger en donkerder maar we tornen niet aan de karakters van de figuren. We schrijven en tekenen ook realistischer. Als in een authentiek Suske & Wiske-album Lambik bv. een steen op zijn hoofd krijgt, tekenen ze daar sterretjes rond. In Amoras heeft hij een schedelbreuk.”

Hoe kijkt de Studio Vandersteen naar het succes van de Amoras-reeks? Tenslotte gaan jullie met hun sterkste figuren aan de haal?
“De Studio is best tevreden met de hernieuwde aandacht. Met een reeks van 75 jaar moet je soms iets anders doen om actueel te blijven. Er wordt wel streng toegekeken dat we niets veranderen aan het DNA van de figuren. En Lambik zal ook in Amoras nooit met Sidonia mogen trouwen. Dat heeft Willy Vandersteen bij testament zo bepaald, samen met nog enkele andere wetten. De ‘Kronieken van Amoras’ waarvan er ook al zes albums gemaakt zijn, situeren zich in dezelfde leefwereld en met dezelfde figuren maar het zijn verhalen die zich voor het tijdperk van Suske & Wiske afspelen. We geven er een achtergrond in mee waaruit de lezer leert hoe bv. Krimson, de slechterik van dienst, geworden is wie hij nu is.” 

Zijn jullie met dit soort spin-offs een trendsetter?
“In Vlaanderen wel. Ik had het idee voor het eerst gezien in Frankrijk met Robbedoes waarbij andere tekenaars de kans kregen om met die figuur een album te maken volgens hun eigen interpretatie. Wij dachten uiteraard onmiddellijk aan Suske & Wiske. Het format heeft intussen al navolging gekregen maar niet altijd met evenveel succes. Je moet niet denken dat het publiek alles zomaar slikt. Daar zijn we ons van bewust. Naast de spinoffs werk ik ook mee aan de juniorreeks van Suske & Wiske. Weer iets totaal anders maar fijn om te doen want je moet met andere dingen rekening houden zoals minder tekst in de tekstballonnen en een eenvoudige woordenschat.”

Bestaan de stripcodes nog?
“De lezer wil vooral een goed verhaal, dat is van alle tijden, denk ik. Je tekeningen mogen nog zo mooi zijn, als het scenario niet goed is, gaat hij geen tweede album kopen. De cliffhanger op het einde van elke pagina is wel overeind gebleven. Dat maakt dat de lezer het album in één ruk uitleest omdat hij nieuwsgierig is wat er op de volgende bladzijde gebeurt. Vandaag werken we niet alles meer in detail uit. Als een personage naar buiten gaat, tekenen we niet het hele traject tot aan de volgende halte. We maken vaker sprongen in tijd en ruimte. Het mag allemaal een beetje sneller.”

Hoe is het striplandschap zelf veranderd?
“Er is momenteel een enorm aanbod aan nieuwe strips, zodat het bijzonder moeilijk wordt om nog een succesreeks te hebben. En dan komt er nog een stapel uit Frankrijk die hier vertaald wordt. Er zijn veel jonge striptekenaars die voet aan wal proberen te krijgen door voor een appel en een ei te werken en de kranten zijn ook niet meer geïnteresseerd. Ik heb nog de tijd gekend toen Willy Vandersteen met zijn strip van Suske & Wiske naar een andere krant overstapte, er meteen duizenden abonnees mee de overstap maakten. Er werd toen veel geld betaald om dat vervolgverhaal in de krant te hebben. Nu moet de uitgever zelf betalen om in een krant ruimte te krijgen voor een strip.”

Staat er op je tekentafel intussen ook een computer?
“Ik kan niet anders, ik ben al serieus meegegaan met de digitalisering van strips. Ik teken nu op een digitaal tablet maar het is nog wel altijd de hand van de tekenaar die de pen vasthoudt. Papier en potlood zijn zeker nog niet verdwenen, de volgende stap is dat de tekening verder bewerkt wordt via de digitale weg. De potjes verf zijn wel van de tafel, inkleuren gebeurt volledig digitaal.”

Gelukkig blijft de cartoon overeind. De coronapandemie moet voor jou een inspirerende periode zijn: zoveel nieuwe figuren om mee aan de slag te gaan.
“Inderdaad, de virologen zijn een dankbaar onderwerp. Los van de miserie die we nu meemaken, heb ik me met hen al echt kunnen uitleven. Toen we in de lockdown niet naar buiten mochten, amuseerde ik me elke dag met een cartoon of strip te tekenen die ik dan postte op Facebook. Intussen is die verzameling zodanig gegroeid dat we er enkele maanden geleden een boek mee hebben gemaakt. Marc Van Ranst is zelfs mee komen signeren, veilig op 1,5 meter afstand. Hij is trouwens één van mijn favoriete figuren. Hoe hij die hele situatie kan omvatten met zijn uitspraken van het is nog te vroeg om dit of dat te doen. En qua uitzicht heeft hij alles mee om hem gemakkelijk op papier te zetten. Ik hoef maar zijn trui te tekenen en iedereen weet over wie het gaat.”

Maak je ook cartoons of een strip over je geboortedorp Herenthout?
“Onbewust zal er hier en daar zeker iets van Herenthout in mijn werk sluipen. Ik betrap mezelf erop dat ik Herenthout dan omschrijf als een chauvinistisch dorpje dat in de jaren zeventig niet wilde fusioneren. Wie vanuit een buurtdorp naar Herenthout komt, wordt bijna als een buitenlander bekeken. Anderzijds is er ontegensprekelijk hun gevoel voor humor. Kijk maar naar de carnavalstoet die ontstaan is uit de toneelverenigingen. Elk jaar zijn er wel groepen die iets heel strafs neerzetten. Als kind keek ik er al graag naar en het heeft zeker ook mijn werk als striptekenaar beïnvloed.”

Wat zijn de volgende tekenplannen?
“We hebben zonet het laatste album in de reeks Kronieken Van Amoras voltooid: ‘Wie niet horen wil’. Het gaat over de milieuproblematiek, een jong zwart kereltje dat als bootvluchteling opgepikt wordt en nu een wetenschapper blijkt te zijn. Hij wil wraak nemen op alles wat hem en zijn ouders destijds is aangedaan en hij doet dat op een nogal drastische manier. Verder werken Marc Legendre en ik nog aan een nieuw idee. Het is nogal autobiografisch, met veel humor maar ook dramatiek. Twee stripauteurs komen vast te zitten in een ander land waar ze eigenlijk naartoe gingen om te herbronnen. Wat ze daar dan meemaken, zijn dingen die ook op één of andere manier rondom ons zien gebeuren.”

Een strip met het DNA van Charel Cambré dus. Wat is de rode draad in jouw werk?
“Ik denk dat ik de zaken toch niet allemaal te serieus neem en dat humor een belangrijke rol speelt in mijn leven en mijn werk. Ik ben ook nogal ‘nieuwsgezind’, ik zou niet mijn hele leven aan één reeks kunnen werken. Daarom ben ik soms met vijf dingen tegelijk bezig. Dat geef veel praktische problemen maar nooit stress. Het zijn ook maar strips hé, over honderd jaar spreken ze daar niet meer over.”

Daar zijn wij nog niet zo zeker van!

MEER INFO
Volg het tekenwerk van Charel Cambré op Facebook. De tentoonstelling in de Warande, die normaal moest plaatsvinden in november vorig jaar, is nu voorzien van zaterdag 3 april tot en met zondag 2 mei 2021. Openingsuren op www.warande.be.

Meer lezen van Suzanne Antonis
Meer lezen over
literatuurcultuur

Meer Talent van eigen bodem

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.