Opvallende bezigheden

Patrick Vandenbergh, leven tussen bergen van vinyl

Gepubliceerd: 25 maart 2021  |  Door: Jef Aerts  |  Onderox editie: 207

MOL – Patrick Vandenbergh (64) heeft een platencollectie waar een mens een verrekijker voor nodig heeft om ze te overzien. Zijn eerste singletjes schafte hij zich aan net nadat hij voor zijn plechtige communie een Philips platenspeler kreeg. De singletjes werden er honderd … vijfhonderd … tweehonderdduizend … Doe er minstens evenveel langspeelplaten bij. Zijn hele professionele leven was het epicentrum van de platenwereld . En dat is het nu nog, als een passie die voor eeuwig en drie dagen op repeat staat. Moeilijk te geloven? Heel recent haalde hij nog vijftien en nog eens zeven ton vinyl naar zijn magazijn. 

We willen ze geen ochtendboterhammen geven, al diegenen die ooit – in het Sportpaleis of elders – samen met John Miles luidkeels de stembanden en andermans oren teisterden. “Music was my first love, and it will be my last”. De luchtgitaar en de dirigeerbewegingen denkt u er zelf maar bij. Meer samengebald dan dit kan Patrick Vandenbergh zijn muzikale levenspad niet verwoorden. Gepensioneerd maar nog immer gepassioneerd, is hij meestal acht uurtjes per dag in de weer om alle bananendozenvondsten te ordenen, te fatsoeneren en te rangschikken. Gewoon omdat dit zijn leven was en is, koestert hij elke vondst, schijfjes worden gereinigd en hoezen die vele veldslagen overleefd hebben, zijn dra weer netjes verlijmd. Om er weer eens een zoekende in de vinylwoestijn mee te plezieren.

Pedagogisch gezien is een jaar of negen dé verzamelleeftijd. Postzegels en sigarenbanden om mee te beginnen?
Patrick Vandenbergh: “Voor mijn eerste communie heb ik Marklin treintjes gekregen. Die hebben wel een paar jaar door de kamer getuft. Maar bij mijn plechtige communie was dat allemaal voorgoed voorbij.”

De bisschop én meteen het licht gezien?
“Ik kreeg een platenspeler. Ik weet nog perfect welke de twee singletjes waren die ik me aanschafte. Uiteraard de Beatles met ‘Lady Madonna’ en Ester en Abi Ofarim met ‘You’re the lady’. En het spel was vertrokken. Ik zal zowat veertien geweest zijn toen ik al 1.000 procent zeker was dat het voor de rest van mijn leven muziek zou zijn. Toen ik zestien was, had ik mijn eigen discobar. Met twee Lenco platenspelers en een ‘beest ‘van een versterker, een VAR/ MD. Speciaal voor mij gemaakt door Robert Van Aenrode en Marc Delvaux. Wie in die tijd een eigen discobar had, was verzekerd van tientallen optredens in elk denkbaar zaaltje, op elke klasfuif en in elke jeugdclub.”

Die discobar kon je toch moeilijk onder de snelbinder van je fiets richting dansvloer transporteren?
“Daar had mijn pa een oplossing voor gevonden. Mijn discobar was precies op maat gebouwd zodat ze juist op de achterbank van de ouderlijke auto paste. De deuren konden dan nét dicht. Op zaterdagnamiddag werd de discobar weggebracht en later op de dag maakte ik de verplaatsing naar en terug per fiets of met een brommertje. Zondagvoormiddag werd alles netjes weer opgehaald. Pas op, als jonge gast verdiende ik daar een leuk inkomen mee.”

En tegelijk begon ook je platencollectie te groeien. Hoe heeft dat zo’n vaart genomen?
“Als je zo op fuiven gaat spelen, heb je al snel 100 platen bij mekaar. Dan zie je jezelf al wel tussen de grote jongens staan. En dan naar 200… 500. Ik zal er nu zeker meer dan 200.000 hebben. En ik besef dat ik eigenlijk nog nergens sta.”

Je ging ook al heel jong beroepshalve aan de slag?
“Toen ik achttien was, mocht ik in dancings gaan draaien want dan kon ik twee koffertjes met platen meenemen in de auto. Want daar had ik een leervergunning voor. Omdat ik per se in de platenwereld wilde zijn, ging ik aan de slag bij platengroothandel DMS in Antwerpen. Maar dan had ik een rijbewijs nodig om met een bestelwagen te rijden en dat had ik nog niet. Maar met een handigheidje wist ik me toch van de nodige zegels te verzekeren en ik kon aan de slag. Ik moest in die tijd leveren aan allerhande platenwinkels. Het is in die periode dat ik geleerd heb hoe het niet moest. Ik vergelijk het altijd met een cafébaas die zelf graag — pakweg — trappist drinkt. Dan gaat die zich toeleggen op dat bier, terwijl zijn klanten mogelijk iets heel anders lusten. Ik heb van mijn 18 tot mijn 25 bij DMS gewerkt. Toen heb ik een bestelwagen gekocht en ben ik op eigen benen begonnen.”

En hoe is dat dan verlopen?
“Erg goed! Ik heb 21 jaar lang elk jaar een hoger zakencijfer gehaald. Op een gegeven moment had ik 15 mensen in dienst. Maar aan alles komt een einde, dus ik heb mijn groothandel verkocht.”

De platen laten je nog altijd niet los. En het is opvallend hoe encyclopedisch je geheugen is over eender welke plaat, de uitvoerders en zelfs de hoezen.
“Dat zal er door de jaren heen ingeslepen zijn zeker? Ik noem het zelf ook wel eens mijn autistische platentrekje. Ook nu nog ben ik acht uur per dag bezig met fatsoeneren en catalogeren van platen. Ja, ik kan van heel veel platen en artiesten allerlei wetenswaardigheden vertellen. Dat is uiteraard omdat ik daar altijd mee bezig ben. Wat ik hier binnenkrijg, wordt onder handen genomen. Platen reinig ik en hoezen worden weer netjes gelijmd. Ik krijg langs alle kanten ook de nodige materialen toegestopt. Een bananendoos hier en eentje ginder. In augustus 2020 kocht ik 15 ton vinyl op en op de valreep van datzelfde jaar nogmaals 10.000 lp’s en zowat 3.000 singles. Weet je, soms denken mensen dat ze een ongelooflijke schat bezitten. Vaak valt dat dik tegen. En dan hoor je anderzijds verhalen over ongelooflijke schatten die achteloos naar het containerpark gebracht zijn. Wat veel mensen niet weten, is dat ook onbeschadigde hoezen erg waardevol zijn. Denk aan de cafébaas die zijn jukebox bijvulde en de hoesjes onder de tap legt. En die verhuizen dan naar een kast en naar de zolder. Maar daar zitten parels tussen. Zelf dweil ik ook wel beurzen en markten af. In de hoop ergens iets unieks te vinden.”

Zijn er artiesten waar je toch net iets gretiger voor in de platenbak duikt?
“Dat is mijn grote probleem! Ik collectioneer het hele gamma, zonder uitgesproken voorkeur. Maar de late jaren 50 en de sixties, dat is toch wel mijn periode.”

Als platenruiter was jij nochtans ook fameus vermaard in het popcorngenre. Uiteraard begonnen in de Popcorn in Vrasene maar evengoed in de Viertap in Rillaar en in de Golden Gate in Retie?
“Jong, dat was me een tijd! Met leuke muziek ,wat een markt op zich was. Moeilijk exact te duiden en in een hokje te vatten qua muziekstijl. Ik was daar zeker een topspeler in. Weet je dat ik ooit in zaken kwam om er te spelen, maar niet mocht spelen. Ik werd betaald en ik kreeg wel de nodige hapjes en drankjes, gewoon om in het zicht op mijn stoel te blijven zitten. Want de uitbaters vreesden dat ik elders zou optreden en dan een hele meute mee zou nemen in mijn kielzog. Slecht voor hun omzet, zo’n volksverhuizing. (lacht) Schone tijden!”

We komen nu in de buurt van de ambetante vragen: alles in dit leven is eindig. Wat moet er binnen enkele decennia met je collectie en kennis gebeuren?
“Dit is echt een niche markt die weinigen beheersen tot zo ver achter de komma. Voor de oorlog waren er in elk dorp drie smeden, die zijn er niet meer, het ambacht is zo goed als uitgestorven. Zo is dat ook met mijn kennis. Als er iemand het wil leren, ik sta meteen klaar. Als er hier morgen iemand op de stoep staat en me een fatsoenlijk bod doet om alles mee te nemen, ben ik akkoord. Maar om heel eerlijk te zijn, ik weet het echt niet!”

We gaan luguber eindigen. Wat leggen we op de Lenco als het richting Elyseese muziekhemels gaat?
“Ah, maar dat weet ik al! Doe maar Sniff’n’ the Tears met ‘Driver’s Seat’. Ik heb zoveel kilometers aan het stuur gezeten. En ook in de cockpit van wat ik altijd wilde doen. Moest men om een bisnummer vragen, mag dat van Ramses Shaffy komen: ‘Laat me!’"

Meer lezen van Jef Aerts
Meer lezen over
muziek

Meer Opvallende bezigheden

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.