De pen van...

De wielerterrorist

Gepubliceerd: 25 maart 2020  |  Door: Raf Liekens  |  Onderox editie: 198

Raf Liekens over de bezetenheid van de mannen met het kromme stuur. 

Nog voor ik mijn nieuwe Colnago de vrije teugel gaf in de Kempense natuur reed ik ermee naar mijn bikefitter om hem perfect te laten afstellen. Ik begrijp niet dat mensen een paar duizend euro spenderen aan een nieuwe fiets en daarna te gierig zijn om die extra 200 à 300 euro uit te geven aan de juiste positie. Het is zoals uitgaan in een chique kostuum met vuile sportschoenen eronder, verse spaghettisaus maken en te lui zijn om er een potje geraspte kaas bij te zetten, een barbecue zonder bier, Pamela Anderson zonder borstvergroting. Of de sportieve variant van het tv-programma Blind Getrouwd: er wordt een ‘match’ gemaakt, op basis van uiterlijke, sociale en karakteriële kenmerken, en dan is het maar te hopen dat het klikt. Zelf geef ik liever een beetje minder uit aan de fiets dan die bikefitter over te slaan, want door mijn positie te analyseren en aan te passen bezorgt hij me een hele korf voordelen: minder risico op blessures, meer rijplezier, minder ongemakken, een efficiëntere trapbeweging en… extra kracht zonder dat ik daar harder voor moet trappen of trainen. “Tachtig procent van mijn klanten heeft een foute fietspositie en krijgt daardoor problemen”, zei bikefitter Jean-Luc Demeyer toen ik me twee jaar geleden voor het eerst bij hem liet testen. “Een fiets is een symmetrisch instrument, terwijl de meeste mensen dat niet zijn. We ketenen ons erop vast en doen een opgelegde beweging. Als die niet biomechanisch perfect verloopt, stuurt ons brein automatisch bij. Door die correctie krijgen we klachten.”

PETER SAGAN

Die eerste kennismaking verliep trouwens nogal confronterend. “Hoe lang fiets je nu al?” vroeg hij. “Zes jaar ongeveer. Waarom?” “Het zal misschien raar klinken”, zei hij, terwijl hij de videobeelden van mijn trapbeweging analyseerde, “maar eigenlijk kan jij nog altijd niet fietsen.” Hij zei het met een knipoog, waardoor ik er de humor van inzag. “Je bent daarmee wel in goed gezelschap: Peter Sagan fietst op dezelfde manier als jij. Hij weet ook nog altijd niet hoe het moet.” “Die smurf is wel al drie keer wereldkampioen geweest en heeft zes groene truien gewonnen”, protesteerde ik. “Niet kunnen fietsen betekent niet dat je geen straffe prestaties kunt leveren op de fiets”, zei hij. “Maar door zijn stijl benut Sagan zijn lichaam niet optimaal en heeft hij veel last van zadelpijn”, antwoordde Jean-Luc. “Ik wed dat jij dat ook hebt, met eender welk zadel. Is het niet?” “Hoe weet jij dat?” Hij lachte mysterieus. Demeyer heeft zoveel ervaring dat hij je problemen bliksemsnel detecteert. Hij werkte in het verleden al voor Trek-Segafredo, en sinds kort voor Jumbo-Visma. Jup, dit is de man die Wout Van Aert en Tom Dumoulin juist op hun fiets zet. Dat komt omdat hij twee vakdomeinen combineert: bikefitting en biomechanica. Hij weet niet alleen hoe een renner op zijn fiets moet zitten, maar ook hoe het menselijk lichaam functioneert. Dat laatste ontbreekt bij de meeste van zijn collega’s, die alleen hun computerprogrammaatje kennen. Maar we wijken af, en daar hebben bikefitters een hekel aan. De afwijking die ik met Sagan gemeen heb, is dat we beiden ‘trekkers’ zijn: in plaats van op de pedalen te duwen, trekken wij er vooral aan. Een ‘slimme’ broek die mijn spieractiviteit mat, wees uit dat mijn quadriceps (bovenkant bil) en gluteus (grote bilspier aan de zijkant van je kont) fameus onderpresteerden. “Normaal staan die in voor 80 procent van je trapbeweging, bij jou werken ze amper. Je linkerquadriceps levert maar 15% van de kracht, je rechter 29%. Daardoor worden je hamstrings (onderkant bil) te veel belast, met snellere verzuring als gevolg, maar ook zadelpijn. Zolang je zo blijft fietsen, zal geen enkel zadel goed genoeg voor je zijn.” Let er maar eens op tijdens het bekijken van een koers: duwers (zoals Tom Boonen of Wout van Aert) zitten mooi achteraan op hun zadel, waardoor hun achterwerk minder wordt belast, trekkers zoals Sagan schuiven vanzelf naar het voorste punt van hun zadel, waardoor ze pal boven hun pedalen zitten en de zone tussen hun anus en balzak zoveel druk te verwerken krijgen dat het zaakje na een tijd wat dof aanvoelt. Het komt er dus op aan om goed achteraan op het zadel te blijven zitten tijdens het fietsen en met de bal van de voet kracht te zetten op de pedalen. Maar: bij mij bleek die voorvoet nauwelijks contact te maken met mijn schoen, en dus ook niet met mijn pedaal. Om dat te verhelpen kreeg ik een zool aangemeten, met extra steun onder mijn grote teen en voorvoet. Daarna kreeg ik de opdracht om goed door te fietsen. Na drie minuten waren mijn quadriceps volledig verzuurd. “Logisch! Ze zijn het niet gewoon om te werken”, lachte Jean-Luc. Je zou denken dat ik na die sessie minstens tien jaar verder kon. Fout. De afmetingen van een nieuwe fiets – en zeker een ander merk – zijn altijd een beetje anders. Enkele millimeters kunnen een groot verschil maken. Mijn trapbeweging bleek dit keer efficiënter dan twee jaar geleden, maar mijn voeten hadden nog meer steun nodig dan mijn zolen me gaven. Door die aanpassing kwam ik iets hoger te zitten en moest ook de positie van mijn zadel en stuur weer gewijzigd worden. Vóór de aanpassingen haalde ik een trapefficiëntie van 5 (waarbij nul perfect is), nadien bleef ik constant onder de 0,5. “Sommige profrenners halen afwijkingen tot 30”, zei JL. “Maar als jij zo verder doet, ga je echt nog leren fietsen.”

Meer lezen van Raf Liekens
Meer lezen over
fietsensportcolumn

Meer De pen van...

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.