Wil je op de hoogte blijven?
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.
KEMPEN — Het is zowaar zomer geworden en dus mag de fiets weer van stal, mocht dat nog niet gebeurd zijn. Wij zien de Kempen vaak als een echte fietsregio, maar is dat wel zo? Wij vroegen het aan iemand die het kan weten: Jan Vorsselmans (72), Kempenaar én hoofdredacteur van het fietsmagazine ‘Fietsen moet kunnen’.
Dag Jan, we vallen met de deur in huis: waar moeten we de Kempen rangschikken als fietsregio?
Jan Vorsselmans: “Bij de absolute top. Kijk, Limburg heeft de naam van een fietsprovincie te zijn. Wel, ik vind dat de Kempen daar zeker niet voor moet onderdoen. Zeker niet. We mogen trots zijn op onze regio. Ik woon zelf in Zoersel. Je hebt hier veel bossen en natuur, maar ook interessante gebouwen: de trappistenabdij in Westmalle, de trappistinnenabdij in Brecht, veel kastelen ook en kapelletjes. Daar stop ik toch altijd even voor. De Trappistenroute is niet toevallig één van de populairste tochten van heel Vlaanderen. Het woord ‘trappist’ blijft iets magisch. Daar komen fietsliefhebbers met plezier op af.” (lacht luidop)
Zijn we te weinig trots, als Kempenaar?
“Dat zouden we best een beetje meer mogen zijn ja. Maar een Kempenaar is nu eenmaal bescheiden, misschien een beetje te.”
Wat kan er beter?
(Resoluut) “De fietsinfrastructuur! Kijk nu bijvoorbeeld naar het veel te smalle fietsstrookje naast de grote weg hier (verwijst naar de Antwerpsesteenweg in Westmalle, nvdr.). Een afgescheiden fietspad zou echt wel het minimum moeten zijn. Maar dat probleem van infrastructuur stelt zich in heel Vlaanderen, het is in de Kempen niet beter of slechter. Daar hebben we nog lessen te leren van Nederland, waar de infrastructuur wel duidelijk beter is.”
Je bent hoofdredacteur van ‘Fietsen moet kunnen’, hoe ben je daar terechtgekomen?
“Ik zag het magazine in 2002 in de krantenwinkel liggen. Daar stond in dat ze nog mensen met een vlotte pen zochten. Ik was toen al journalist bij Gazet van Antwerpen. Ik heb dan een testreportage over de Hendrik Conscienceroute geschreven en mocht mee aan boord komen. In 2012 volgde ik Armand Roegiers op als hoofd- en eindredacteur.”
Waar staat het magazine voor?
“Wij zijn een fietsmagazine dat vijf keer per jaar verschijnt in heel Vlaanderen en zijn intussen aan nummer 146 toe. Met een oplage van zo’n 5.000 exemplaren per editie. ‘Fietsen moet kunnen’ is een vzw met uitsluitend vrijwilligers. Allemaal fietsliefhebbers, uiteraard. De hoofdbrok van ons magazine bestaat uit fietstips, waarbij we telkens een tiental fietsroutes beschrijven, uit elke provincie minstens eentje. Alle routes rijden we zelf. Dat zijn bestaande fietsroutes of routes die we zelf uitstippelen. Onze lezer is voornamelijk de ‘gewone’, recreatieve fietser die geniet van een tocht tussen de 50 en 70 kilometer en daarbij al eens graag een terrasje doet. We mikken niet op de wielertoeristen die records willen breken, al kunnen die zeker op toeristisch vak nog iets opsteken.”
Moet je als hoofdredacteur dan ook een fervent fietser zijn?
“Ik ben het alleszins wel. Ik heb altijd graag en veel gefietst. Ik reed met de fiets naar school, ook toen ik in Merksem als leerkracht Nederlands en Engels actief was. En als we op vakantie gaan, nemen we de fietsen bijna altijd mee. Zelfs onze auto, een Dacia Dock, hebben we gekocht in functie van de fiets. Daar kunnen namelijk makkelijk twee fietsen in. (lacht) Kijk, ik ben altijd geïnteresseerd geweest in ‘kleine’ verhalen. Ik lees al mijn hele leven liever de regionale dan de nationale pagina’s van de krant. Die verhalen zijn veel toffer. Tijdens het fietsen is het net zo. Een kapelletje of een molen waar een stevige portie geschiedenis aan vasthangt, zoiets kan mij enorm boeien. Ik heb voor ons magazine intussen al meer dan 120 routes beschreven, waaronder een groot deel in de Kempen.”
Je moet de regio dus wel als je broekzak kennen.
“De streek heeft weinig geheimen voor mij, maar toch ontdek ik soms nog nieuwe dingen. Onlangs nog de Slagmolen van Lille. Ik was daar al tientallen keren voorbij gereden omdat het pand op het eerste gezicht een gewone oude boerderij is. Maar tijdens een Open Monumentendag ontdekte ik dat daar zo’n slagmolen verborgen zat, waar ze koolzaad mee pletten om smout te maken. Zo had ik ineens weer een tof onderwerp om over te schrijven.”
Heb je het fietsen doorheen de jaren zien veranderen?
“Vroeger regeerde Koning Auto en was recreatief fietsen een uitzondering. Toen ik klein was, moest je nog met stafkaarten op stap. Daarna kwamen er bewegwijzerde routes en nog later de fietsknooppunten. Nu kan je ook met een gps-toestel of een smartphone op pad. En elektrische fietsen hebben de populariteit natuurlijk een geweldige boost gegeven. Het belangrijkste voordeel is dat je ook op latere leeftijd kan blijven fietsen. Wat ook heel belangrijk is gebleken: tijdens de coronaperiode hebben mensen echt hun eigen omgeving ontdekt. Ze waren al in Rome en Parijs geweest, maar hadden nog nooit de molen om de hoek bezocht. Die appreciatie is wel zichtbaar gegroeid. Het is iets waar wij al vele jaren voor pleiten.”
Zijn de lente en de zomer de leukste fietsperiodes?
“Absoluut. Ik kijk altijd enorm uit naar de lente. Dat viel dus lelijk tegen dit jaar. (glimlacht) Eigenlijk is het zeven maanden herfst geweest. Normaal gezien begint het in februari al te kriebelen. In de zomer rijd ik wekelijks met oud-collega’s een fietstocht. ‘De Loltrappers’ heten wij dan. (glimlacht) Dat zijn altijd plezierige momenten.”
Wat is er het allerleukste aan fietsen?
(Denkt na) “Als je samen fietst: de vriendschap. Het samen kunnen lachen en zwanzen. Af en toe pauzeren bij een leuk cafeetje. Als je alleen fietst: het even op adem komen. De gezonde lucht in de bossen opsnuiven en genieten van de schoonheid die de natuur te bieden heeft. En van de interessante plekken die je onderweg tegenkomt.”
Zijn er buiten de Kempen nog andere fietsregio’s die je zou aanraden?
“De kuststreek, daar vind ik het ook heel fijn om te fietsen. Met prachtige natuurgebieden en veel rustige landelijke wegen. De streek rond Zutendaal in Limburg, het Hageland in Vlaams-Brabant en de Leiestreek in Oost-Vlaanderen zijn ook aanraders. Maar eigenlijk valt er overal wel iets te ontdekken. Je moet het alleen willen zien.”
MEER INFO
De nieuwe editie van ‘Fietsen moet kunnen’ ligt vanaf begin juli 2024 in de krantenwinkel. Een los nummer kost 6 euro, een jaarabonnement 25 euro. www.fietsenmoetkunnen.be
WIN EEN JAARABONNEMENT!
Lezers van Onderox Magazine maken kans op een jaarabonnement (t.w.v. 25 euro) op ‘Fietsen moet kunnen’. Er liggen drie abonnementen klaar. Deelnemen kan door ‘FIETSEN MOET KUNNEN’ te mailen, samen met je contactgegevens, naar redactie@onderox.be. Deelnemen kan nog tot en met woensdag 31 juli 2024. De winnaars worden persoonlijk verwittigd.
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.