Wereldreizigers

Lief Sannen: 'New York slaapt ondertussen toch wel een beetje'

Gepubliceerd: 14 december 2023  |  Door: Nele Caeyers  |  Onderox editie: 237

NEW YORK/MOL — “I’ll make a brand new start of it, in old New York”, zong Sinatra ooit. En dat is precies wat Lief Sannen (65), afkomstig uit Mol-Millegem, deed. Al 34 jaar voelt ze zich thuis in ‘the city that never sleeps’. “Hoewel dat laatste toch veranderd is”, verklapt ze.

New York spreekt tot de verbeelding. Hoe komt een meisje uit een puur Kempens dorp als Mol-Millegem daar terecht?
Lief Sannen: “Als zeventienjarige belandde ik met AFS, een internationaal uitwisselingsprogramma voor studenten die een jaar in het buitenland willen studeren, in Amerika. Geen evidentie in die tijd. Ik ben mijn moeder heel dankbaar dat ze toen al zo ruimdenkend was. Een gezin op Long Island, net ten oosten van Manhattan, ving me op. Je moet weten, we hebben het hier over 1975, dus geen internettoestanden. Met kerst kreeg ik een telefoontje van tien minuten met mijn familie als cadeau. Dat was het. Maar ik heb me daar echt geamuseerd, het was een fijne familie en na dat jaar bleef ik contact houden. De vader was een echte brievenschrijver, hij hield me op de hoogte van het reilen en zeilen van de familie Wieman. Ik deed nadien mijn laatste jaar middelbaar opnieuw in Mol en startte daarna aan de opleiding tandheelkunde. Ik nam mijn oude leventje dus gewoon terug op. Tot ik drie jaar later met een goede vriendin een rondreis deed door Amerika en ik uiteraard dag ging zeggen bij mijn Amerikaanse familie. Wist ik veel dat zij later echt familie zouden worden!”

Er bleek plots wat meer aan de hand tussen jou en de oudste zoon!
“Inderdaad! Ik zag Larry terug en ineens waren er vonken. Eerder, als zeventienjarige, was het leeftijdsverschil van vijf jaar te groot geweest. Larry zat toen op de universiteit en was met andere dingen bezig dan ik, dat naïeve Kempense meisje. Ik had hem graag, maar er was zeker geen sprake van gevoelens. Maar drie jaar later was het ineens een heel ander verhaal. En door de brieven van zijn vader had ik echt meteen ook het gevoel dat ik Larry kende. Toch ging ik braaf weer naar Mol, maakte mijn studie af en werd tandarts. We hielden contact, maar niet als koppel. Al bleef Larry wel door mijn hoofd spoken. Toen hij uiteindelijk in 1987 voor twee jaar naar Engeland kwam voor zijn werk, durfden we toch de stap te zetten. In vergelijking met New York was Engeland het hoekje om, dus we hadden meer tijd om ‘ons’ wat uit te zoeken. En dat bleek te werken.”

Was het dan snel duidelijk dat jij de grote oversteek zou maken?
“Ja. Larry zou zich in België niet goed gevoeld hebben. Voor mij was de aanpassing een pak kleiner, ik zag zo’n avontuur wel zitten. Maar evengoed beseften we allebei dat er nog altijd een verschil is tussen een bezoek aan New York en er gaan wonen. En ook onze relatie was nog pril. Daarom besloten we dat ik eerst met een studentenvisum naar Amerika zou gaan. Je komt het land immers zomaar niet binnen! Trouwen was ook een optie, maar dat wilden we zeker niet overhaasten. Sowieso moest ik ook nog twee jaar studeren voor een graad tandheelkunde in Amerika, om daar als tandarts te kunnen werken. Dat is allemaal vlot verlopen, onze relatie zat goed en in 1991 zijn we uiteindelijk toch getrouwd.”

Vond je meteen je draai in die wereldstad?
“Omdat ik opnieuw op de schoolbanken belandde, met zo’n zeventig andere studenten uit de hele wereld, had ik genoeg sociale contacten. Het contact met andere Belgen daarentegen liep niet zo vlot de eerste tien jaar. Wanneer ik vertelde dat ik nog maar kort in New York was, bleek ik de moeite van een gesprek niet waard, zo leek het. Maar na verloop van tijd groeide dat wel, we hebben nu een fijne Vlaamse gemeenschap in de stad. Het is vooral de diversiteit van New York die me zo aanspreekt. Je hebt de kans om met oneindig veel culturen in contact te komen en dat is zo verrijkend. In Mol was iedereen wit toen ik opgroeide. Dat was hier wel anders. Ik weet dat de wereld ondertussen ook in de Kempen is aangekomen, maar toch. Natuurlijk kennen wij hier ook racisme en de problemen tussen de verschillende huidskleuren, maar het is toch een andere problematiek dan in Europa. De hoge graad van integratie zorgt er toch voor dat mensen van alle kleuren en maten zich goed kunnen voelen in New York.”

Als je denkt aan New York duiken meteen ook beelden op van hectisch verkeer en een massa mensen.
“Tja, het kan hier wel druk zijn! (lacht) Maar als je hier woont, maak je eigenlijk vanzelf je eigen dorp. Je zoekt dingen in de buurt zoals restaurants, droogkuis, supermarkten. Ik zou er nooit aan denken om te gaan ontbijten in Soho, terwijl mijn recente gasten dat blijkbaar een must vonden. Ons huis staat in een goede buurt, de Upper West Side. Het is hier best rustig en ik zit vlak bij één van de mooiste plekjes van Central Park. Daar ben ik echt heel blij om. Toen we hier op huizenjacht waren, kon dat park me niet veel schelen, maar nu is het een godsgeschenk. Wandelen, lopen, vogels spotten, tennissen,… Je kan me er heel regelmatig vinden.”

New York is ook: gigantische kerstbomen en de bal op Times Square die het nieuwe jaar inluidt. Ben jij fan van de kerstsfeer daar?
“Ooit was ik heel erg ‘into Christmas’, maar dat is wel wat geminderd met de jaren. Als ik in de buurt van een grote boom passeer, ga ik wel kijken, maar het is overal zo verschrikkelijk druk. De kerstsfeer is hier inderdaad de moeite: niet alleen de bomen, ook de vitrines van de winkels zijn overdadig versierd. Op zondagen halen ze oude metrostellen uit de jaren veertig en vijftig van stal. Dat zorgt ook voor een magische sfeer. Het is dus allemaal echt zoals in de films. Maar het heeft ook een keerzijde. Oudejaarsavond op Times Square bijvoorbeeld, is gekkenwerk. Wil je een fatsoenlijk plekje waar je iets kan zien, moet je er eigenlijk al om 14 uur zijn. Maar je mag niets meepakken! Geen stoeltje, geen dekentje, hoogstens een flesje water. En dan sta je daar, te wachten op middernacht. Als je naar het toilet moet, is alle moeite voor niets, want dan moet je heel die mensenzee weer door. Daar bedank ik voor! Eigenlijk houd ik meer van Thanksgiving, op de laatste donderdag van november. Dat is nog een puur familiefeest, zonder de commerciële tint met alle pakjes. Het samenzijn met familie primeert en dat maakt het supergezellig. Jaren geleden besloten Larry en ik dat Thanksgiving elk jaar bij ons thuis zou gevierd worden. De hele familie komt langs. Dit jaar had ik 24 gasten, ooit waren het er zelfs 35. Dat was even spannend voor het avondmaal, maar het lukte altijd. Met kerst komen dit jaar Duitse vrienden langs. De kerstversiering zal klaarstaan.”

New York staat bekend als ‘the city that never sleeps’.Klopt dat?
“Wel, ondertussen slaapt ze toch een beetje. De coronacrisis heeft de stad flink door elkaar geschud. De massa mensen die vroeger elke dag naar Manhattan pendelde, is een pak kleiner geworden. Mensen hebben het thuiswerken omarmt en niet meer losgelaten. Dat merk je ‘down town’ wel. Vroeger werkten mensen tot ’s avonds laat in de stad en gingen dan nog een hapje eten. Restaurants waren eindeloos lang open. Nu heb je om 22 uur nog een laatste kans om je dessert te bestellen, zelfs vlakbij Times Square. De jongeren kennen nog wel hun plekjes, maar je ziet toch dat ook zij een pak minder uitgaan dan dat vroeger het geval was. Die thuiswerkers eten ook thuis, eh. Hier in de Upper West Side zijn de restaurants om half tien leeg. Echt vreemd.”

Je bent ondertussen met pensioen. Denk je er soms aan om terug naar België te keren?
“Larry is vijf jaar geleden op 9 december plots overleden. Hij was nog maar 65. Voor zijn dood zei ik altijd dat ik terug zou gaan mocht ik alleen komen te staan. Maar kijk… Ik ben nog altijd in New York. Het is allemaal sneller gezegd dan gedaan. Ik heb een fijne familie in België, maar die hebben ook allemaal hun eigen leven. Sinds mijn moeder overleden is, heeft de band met Mol toch een knak gekregen. Er zit niet echt iemand op mij te wachten daar, he. Ik ga er heel graag op bezoek, zo’n drie keer per jaar, maar ik kom ook graag weer thuis. Ik wil de herinneringen aan Larry levendig houden en ik denk dat dat het best hier kan. Ik ga nooit nooit zeggen, ik zie wel waar het leven me brengt. Ik ben ondertussen niet meer die onbezonnen tiener die de wereld gaat verkennen. Al zoek ik wel mijn grenzen op: zo trok ik onlangs nog naar het basecamp op de Mount Everest! Dat pensioen kwam dus niks te vroeg, ik heb geen tijd meer om te werken. (lacht) In mijn koffer belanden wel elke keer wat Belgische zaken als ik terugkeer: Côte d’or chocolade, uiteraard, maar ook de witte pralines van Leonidas. En tegenwoordig ook de Antwerpse handjes, die koekjes. En van die scherpe aardappelmesjes van Sölingen. Zelfs opneemdoeken heb ik ooit meegebracht.”

Voor de taal moet je het alleszins niet laten om terug te komen. Je Kempense accent kan je niet verstoppen! Na 34 jaar Amerika is dat toch opvallend.
“Ach, mensen die vandaag de dag nog doen alsof ze het Nederlands verleren als ze even uit België weg zijn, dat zijn komedianten. Het internet biedt je alle mogelijkheden om contact te houden en Nederlands te spreken, of Kempens! In 1975 was dat nog anders. Toen kreeg ik achteraf wel eens een opmerking van een leerkracht in het laatste jaar middelbaar, na mijn uitwisselingsjaar. Maar dat heb ik dus weer helemaal goedgemaakt!”

Volgend jaar zijn er verkiezingen in Amerika. Hoe kijk je daar naar?
“Zelf ken ik te weinig van politiek. Larry was daar wel goed in, hij kende de wereld goed en had een degelijk inzicht in wat er gebeurde. Ik zou graag zijn mening weten over de afgelopen periode met Biden. Wat ik wel weet is dat het leven voor de gemiddelde Amerikaan harder is dan voor de gemiddelde Europeaan. Het sociale vangnet van België is toch iets wat jullie moeten koesteren. We zullen wel zien wat het wordt volgend jaar. Ik blijf alleszins nog.”

Meer lezen van Nele Caeyers
Meer lezen over
reizengelukszoekers

Meer Wereldreizigers

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.