Wil je op de hoogte blijven?
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.
ARENDONK – Café ’t Stekske in de Torenstraat in Arendonk was heel wat jaren een bijna tweede thuis voor vele jongeren. Onder meer Gert Wouters (44) en Hans De Pauw (54) hebben er menig avond aan de toog versleten. Ongetwijfeld voor de lichte en donkere bieren, maar zeker ook voor de pure en oprechte rockmuziek van eind jaren ’80, begin jaren ’90. Compromisloos ook. En dat gevoel willen de twee heren opnieuw opwekken met Lebowski, hun nieuwste muzikale project.
Lebowski, dat is frontman Gert Wouters (zang, bas, gitaar), Hans De Pauw (zang, gitaar, bas), Joost Van Steenbergen (gitaar) en Joost De Pauw (zang, drums). Zijn dat niet deels de muzikanten van Little George & the HiFi Phonos en recenter Brabasonic? Inderdaad. Met Lebowski keren ze terug naar hun jeugdjaren. En dat is voor beiden, ondanks het leeftijdsverschil, Café ’t Stekske. Het alternatieve café is er al enkele jaren niet meer. Maar de herinneringen en goede muziek zijn met Lebowski helemaal terug.
Lebowski is een nieuw project met een andere bezetting. Was Brabasonic uitgezongen?
Gert Wouters: “Ik zou niet durven zeggen dat Brabasonic uitgezongen was maar het was gewoon een samenloop van omstandigheden. Ben de Pauw, één van de gitaristen, had te kennen gegeven dat het voor hem even voldoende was qua optreden. Dan kwam corona en lagen we sowieso stil. We konden niet afspreken, niet repeteren en dan begint een mens te denken. Wat nu?” Hans De Pauw: “Met Brabasonic kozen we resoluut voor Belgische rockmuziek. En hoewel ons land een stevige portie rockgeschiedenis heeft, merken we nu met Lebowski dat we een veel groter blik kunnen opentrekken. Dat maakt de discussies over de playlist wat intenser en dynamischer maar de vijver is eindeloos veel dieper nu. Dus laat ons hopen dat we terug voor vele jaren vertrokken zijn.”
Hoe hebben jullie het eerste echte optreden, buiten de try-out, op Bergrock ervaren?
Gert: “Dat was uiteraard weer even spannend. Kijk, we beseffen heel goed dat we met Lebowski meer in een niche zitten dan destijds met de HiFi Phonos. Langs de andere kant denken we dat onze playlist net voldoende bekend is maar toch niet platgewalst. The Tragically Hip, The Afghan Whigs, The Posies,… We noemen het graag puur, oprecht en compromisloos. En daar voelen we ons prima bij. De kans dat ze tijdens ons optreden een polonaise door de zaal gaan doen, is eerder gering. Zeg maar onbestaande. Maar we zijn wel overtuigd dat er telkens intens genoten wordt door het publiek.” Hans: “Dit genre en de ruime keuze, in combinatie met het verschil in leeftijd, zorgt ook wel dat er vanuit de andere bandleden voorstellen komen die ik zelfs niet ken. Uiteraard met de nodige argumentatie. (lacht) Dat moet ik dan wel even beluisteren. Maar je voelt snel of het iets kan worden. Ik denk dat al die discussies en argumenten ervoor zorgen dat we een erg gebalanceerde set hebben waar iedereen zich wel in kan vinden. We spelen vaak voor een gevarieerd publiek. Dus we willen iedereen wel even in meerdere of mindere mate een leuk gevoel meegeven.” Gert: “Het is eigenlijk wel grappig want ik heb heel lang geroepen dat ik geen covers zou spelen. Maar met de Phonos, Brabasonic en nu met Lebowski heb ik alleen maar covers gespeeld. En ik vind dat fantastisch. Het zijn allemaal nummers die raken, die herinneringen oproepen. Maar toch zal ik onszelf nooit een coverband noemen. Wij brengen een ode aan de muziek uit die tijd.”
Vertel eens iets meer over hoe die playlist dan uiteindelijk tot stand komt.
Hans: “Zoals gezegd passeren er zeer veel ideeën. We zeggen dan regelmatig dat we dit of dat nummer even gaan ‘aanraken’ tegen de volgende repetitie. Dan spelen we thuis de grote lijnen door en op de volgende repetitie leggen we dat samen. Meestal voel je ergens in de loop van het proces wel of het ‘klikt’ of niet met dat nummer.” Gert: “Voor mij is het natuurlijk wel belangrijk dat het vocaal binnen mijn mogelijkheden moet liggen. En daarnaast moet ik het echt wel kunnen voelen. Teksten heb ik altijd wel in de buurt maar akkoorden niet. Die moeten als het ware uit het hart komen. Als ik dat niet aanvoel, lukt het niet.”
Jullie zijn ervaren muzikanten. Moeten jullie toch nog liedjes laten passeren omdat ze te moeilijk zijn?
Hans: “In principe zal een nummer niet snel te moeilijk zijn. Wat wel is, sommige nummers zijn zo specifiek, zo herkenbaar dat het wat zoeken is om er toch je eigen stempel op te drukken zonder dat het nummer onrecht wordt aangedaan. Dat durft wel eens wat tijd vragen. Op dat vlak willen we ook altijd wel graag verrassen.”
Nog even over de naam, Lebowski? Wat is het verhaal daarachter?
Gert: “Dat we eigenlijk te veel tijd hadden om over een naam na te denken.” (lacht) Hans: “Dat is ook zo’n proces hé. Honderden namen passeren dan de revue. De ene al beter dan de andere. Sommige humoristisch bedoeld, andere totaal niet. Maar omdat we omwille van de pandemie zo lang hebben moeten wachten om opnieuw te kunnen optreden, hebben we die nieuwe naam ook altijd maar vooruit geschoven. Tot het echt dringend werd.” Gert: “Zo begonnen we op een gegeven moment te zoeken in de films uit de periode van ’t Stekske. We kwamen bij The Big Lebowski uit, van de gebroeders Coen, met een beresterke Jeff Bridges. Toch een film met een cultstatus, vonden wij. Lekker cool en relaxed. En dat geldt ook voor onze muziek. Dus daar konden we ons wel in vinden.”
Ik heb me ooit laten vertellen, Gert, dat je liever op de achtergrond basgitaar speelt dan de frontman te zijn.
Gert: “Klopt. Al voel ik me wel meer en meer op mijn gemak op het podium. Alle stress valt tegenwoordig van mij af zo gauw ik het podium oploop. Maar in die momenten daarvoor zijn ze me wel eens kwijt.” (lacht) Hans: “En dan weten we dat hij in de zak van het keyboard gekropen is om even aan de stress te ontsnappen.” Gert: “Een frontman moet natuurlijk ook wat entertainer zijn. Door de vele optredens, en zeker bij de Hi-Fi Phonos, ben ik meer en meer in die rol gegroeid. En dan bleek me dat ook wel wat te lukken.”
Jullie zeiden al dat Lebowski geen coverband is, maar kriebelt het niet vaak om eigen nummers te maken en te spelen?
Gert: “Uiteraard wel. We werken daar ook aan. Zelf ben ik met een eigen project, Blackbird, bezig. Dat zit misschien iets meer in een donkere sfeer. Iets meer melancholisch, genre Nick Cave. Tegen het einde van het jaar zou ik graag een vinyl plaat gemaakt hebben met tien eigen nummers. Momenteel worden de laatste punten en komma’s van de nummers goed gezet en dan kunnen we gaan opnemen. Verder zien we wel wat het geeft. Maar dat idee moest sowieso uitgewerkt worden.” (lacht)
Hans, jouw nevenproject heette indertijd Folsom Brothers.
Hans: “Klopt. Dat was weer iets helemaal anders. Samen met vier broers op het podium. Dat was natuurlijk sowieso speciaal. Enkel nummers van Johnny Cash. Ook iemand die zijn principes had. En gelukkig maar. Anders hadden we ‘At Folsom Prison’ nooit gehad.”
Hoe zijn jullie destijds in de muziek gerold? Met de paplepel meegekregen?
Hans: “Niet echt met de paplepel. Maar we zijn wel allemaal vroeg begonnen. Mijn broer Wim kreeg een gitaar van een nonkel en dat intrigeerde me wel. Mijn andere broer, Dirk, volgde ook en met de hulp van Nonkel Bob leerden we wat akkoorden spelen. Repeteren in de kelder was toen dagelijkse kost. Het gevolg was dat ik op mijn twaalfde optrad op het toenmalige Bemdfestival, als drummer weliswaar.” (lacht) Gert: “Die kelder is trouwens nog altijd het repetitiekot. Dat mag ik gerust mijn tweede thuis noemen. En het leuke van muziek is trouwens dat het nooit af is. Dat evolueert voortdurend en zelf als muzikant evolueer je ook. Dat maakt het zo plezant. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik dagelijks toch een tweetal uur met muziek bezig ben. En ik leer nog elke dag bij.
MEER INFO
lebowskimusic.be
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.