De pen van...

Is er een echte dokter in de zaal?

Gepubliceerd: 15 december 2022  |  Door: Peter Briers  |  Onderox editie: 226

Ik heb sinds september nogal wat tijd in het hospitaal doorgebracht. Twee keer met spoed opgenomen, kort na elkaar. Een mens zou van minder ziek worden. Als u dat had geweten, was u mij ongetwijfeld komen bezoeken. En, gul als u bent, wellicht niet met lege handen maar met een fruitkorf, een chique fles wijn of een royale boekenbon van winkelketen Fnac. Want ik ken u: u draait daar de hand niet voor om. Wel, goed nieuws voor iedereen die nu instemmend zit te knikken: ik blijf nog tot eind januari in revalidatie. Officieel komen die attenties dus niet te laat. Ik zie u wel komen.

Die twee opnames gingen gepaard met een heleboel onderzoeken, het ene al wat onaangenamer dan het andere. Er werden op minder dan twee weken tijd zoveel naalden in mijn lijf gepord dat ik al een poos geen water meer durf te drinken, uit vrees dat het er langs al die gaatjes weer zal uitlopen.

Vooral het eerste onderzoek is me bijgebleven. Naam, adres, rijksregisternummer, leeftijd, schoenmaat, eerdere kwalen, eetgewoonten en de textuur van mijn stoelgang… De verpleegster die ik kreeg toegewezen, vroeg me de kleren van het lijf. Eerst figuurlijk, al snel ook letterlijk, want zelfs mijn boxershort — die dag nochtans een stijlvol Damarreke — werd niet geduld. “Moet álles uit?” vroeg ik verlegen. “Alles”, antwoordde ze, en daarmee was de kous af. En de onderbroek uit. In ruil kreeg ik zo’n typisch ziekenhuisschortje. Kent u dat? Als iemand mij kan vertellen hoe je dat armzielig lapje textiel deftig kan vastknopen, zonder dat je voor de rest van het onderzoek met je blote kont ligt te paraderen, mag die het mij komen uitleggen.

Na de vragen kwam het meten. “Lengte: 183 cm”, dicteerde de ziekenzuster aan haar jonge stagiaire, die haar ogen niet van het schouwspel kon afhouden. (Alle begrip daarvoor, er passeert niet elke dag een kathedraal van een lichaam op de spoedafdeling.) Van die meting was ik prompt van slag. Wat zeg ik? In mijn bloot gat gebeten, dát was ik. “Mag ik u erop wijzen dat ik 185 cm groot ben?” zei ik kordaat doch beleefd. Kijk, ik ben geen adonis, ik heb geen wasbordje of brede schouders en al evenmin een geprononceerde kaaklijn of hoge jukbeenderen. Mijn lengte is dus álles wat ik heb. Daarom: 185 cm. Niks meer, niks minder. Kleiner zou een afgang betekenen, groter ook. Kleiner vergroot de kans dat vrouwen die naast mij lopen allemaal groter zijn, en dat lijkt nergens op. Groter zou van mij een magere slungel of een lompe reus maken. Ik mag er niet aan denken. 185 cm. Basta.

Of ze toch nog eens kon meten, vroeg ik. “Neen, we houden het op 183 cm”, hield ze voet bij stuk, waarop ze een onhandige poging deed om dat resultaat medisch te verklaren. “Het kan de leeftijd zijn”, ijlde ze, geen rekening houdend met mijn gevoelens. “Uw wervelschijven verslijten, waardoor u gaat krimpen, zeker als u niet voldoende hydrateert. Drinkt u genoeg?” “Dat hangt ervan af”, repliceerde ik gevat. “Nu en dan een glaasje rood bij het eten. Soms twee. Of een hele fles, als het een beetje gezellig wordt. U weet hoe dat gaat.” Zo had ze het duidelijk niet bedoeld, kon ik op haar gezicht aflezen.

Op de bascule ging het van kwaad naar erger. “Weet ik al: 75 kg”, riep ik voor mijn beurt, om nóg meer misverstanden te vermijden. “Toch niet, 81 kg”, corrigeerde de verpleegster. “Maar dat is met kleren aan”, protesteerde ik. Ze rolde eens goed met haar ogen. “Meneer, u draagt een schortje van niets.”

Ik ben niet agressief van aard, maar op dat moment had ik er schoon genoeg van en heb ik gevraagd of er misschien een échte dokter in de buurt was. Die was er niet, zei ze. Dat laatste had ik trouwens beter niet gedaan. De prik voor het infuus die daarop volgde, heeft zelden zoveel pijn gedaan.

Meer lezen van Peter Briers
Meer lezen over
column

Meer De pen van...

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.