De pen van...

Het leven van een journalist

Gepubliceerd: 23 september 2021  |  Door: Peter Briers  |  Onderox editie: 212

De vakantie zit er helemaal op. (Enfin, een dikke drie weken al. Het is uit pure nostalgie dat ik ze alsnog ter sprake breng.) De kans is groot dat u het hele verlof lang geen hol hebt gedaan. Niks mis mee, daar dient zo’n vakantie tenslotte voor. Ik daarentegen, heb gelezen. Veel gelezen. Geen krant, boek of tijdschrift in mijn buurt is onaangeroerd gebleven. Voor het eerst heb ik zelfs de reclamefolders van Aldi en Kruidvat bestudeerd. Niet onmiddellijk hoogstaande literatuur, maar — eerlijk is eerlijk — een mens steekt daar toch wat van op. Bij Aldi, bijvoorbeeld, verkochten ze eind augustus een bakpan waarin de temperatuur tot 200 graden kon oplopen. Dat houd je toch niet voor mogelijk, 200 graden? Weet u wel hoe warm dat is? In Griekenland jammerden ze afgelopen zomer al toen het kwik 45 graden aangaf. Hoe warm moet het dan wel niet zijn in zo’n bakpan? Ik zeg maar.

Van alles wat ik gelezen heb, is het niet de afgeprijsde bakpan die nog nazindert, wel een zomerartikel in een Vlaams dagblad. ‘Journalist, een gevaarlijk beroep’, kopte het stuk, gevolgd door recente en minder recente voorbeelden van reporters die hun nieuwsgierigheid, vrijpostigheid of rechtschapenheid met hun leven hebben moeten bekopen.

Zoals de Maltese journaliste Daphne Caruana Galizia, die mee aan de basis lag van de Panama Papers en zonder omwegen schreef wat er speelde in het land der rijken. Of Jan Kuciak, de 27-jarige Slovaak die net iets te lang dan gezond voor hem was, had rondgeneusd in de frauduleuze belastingaangiften van malafide zakenlieden. Hetzelfde lot ondergingen ook Lyra McKee en Jorgos Karaivaz: allebei journalisten die zeiden waar het op stond. ‘Geen van bovenstaande personen kan het navertellen’, besloot de auteur van het artikel op deprimerende toon. Waarmee hij eigenlijk wilde zeggen dat het vak van journalist een linke boel kan zijn en je als verslaggever maar beter twee keer kan nadenken vooraleer je een ongezouten mening de wereld instuurt.

In Vlaanderen zal het allicht zo’n vaart niet lopen, maar na het lezen van dat onheilspellende krantenstuk kijk ik de laatste tijd toch wat vaker over de schouder als ik me in het openbaar begeef. Je weet maar nooit wie zich door mijn artikels benadeeld voelt of in wiens rapen ik met bepaalde publicaties heb gescheten.

Het zou trouwens niet de eerste keer zijn dat iemand overgaat tot represailles. Tot op heden nooit van fatale aard, gelukkig, maar wel expliciet genoeg om me de stuipen op het lijf te jagen. Zoals het nachtelijke telefoontje van de man over wie ik — geheel terecht, nota bene — in 2001 had geschreven dat hij de diefstallen in zijn supermarkt zelf had geregisseerd. Dat ik geen voet meer in zijn winkel mocht zetten, dreigde hij, anders zou hij me wel weten te vinden! De daaropvolgende twee weken heb ik ondergedoken geleefd. Op water, brood en confituur. Van een andere superette, welteverstaan.

Wie weet wat mij verder nog te wachten staat? Ik ben sinds kort weer wat actiever op zoek naar nieuws en als alle betrokkenen last hebben van lange tenen of een opvliegend karakter, voorspelt dat weinig goeds. Zo heb ik onlangs in een artikel met enig sarcasme teruggeblikt op een optreden van Nicole en Hugo, die jaren geleden mochten aantreden in het ijsspektakel Holiday on Ice. ‘Dat ik hun performance vond passen als een tang op een gillend varken’, schreef ik toen, en nu dus opnieuw. Stel dat die twee dat te lezen krijgen? Stel dat die mij bij wijze van represaille hun vijf laatste cd’s laten bezorgen? Of nog erger: hun zes laatste? En dat ik die dan vervolgens verplicht moet beluisteren, van voor naar achter? Goeiemorgen morgen, ik mag er niet aan denken. Zoiets zou zomaar eens kunnen gebeuren. Ik kijk de komende maanden wel uit met wat ik schrijf.

Meer lezen van Peter Briers
Meer lezen over
column

Meer De pen van...

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.