De pen van...

De ultieme vorm van rebellie

Gepubliceerd: 27 mei 2021  |  Door: Peter Briers  |  Onderox editie: 209

Even nog en het zijn weer solden. Mijn vroegste herinnering aan die koopjesweken gaat terug naar de C&A in Mechelen, ergens midden de jaren zeventig, en twee ruziënde vrouwen die het op hetzelfde knalrode jurkje hadden gemunt. Ik weet nog hoe er werd getierd en getrokken, en hoe het ‘kleregevecht’ eindigde met het geluid van een scheurend lapje rode textiel. Waarop de dames elkaar geschrokken aankeken, het kapotte jurkje weer in de bak lieten vallen en wegwandelden alsof er niks aan de hand was. Vrouwen!

Zelf heb ik een hekel aan solden. Niet aan de afgeprijsde kledij, welteverstaan. Voor mij kan die niet goedkoop genoeg zijn. Primark? Een geweldig initiatief, vind ik het. Een T-shirt van twee euro? Laat maar komen. Of ik geen last heb van mijn geweten, als ik met zo’n spotgoedkoop shirt lig te showen? Het was een vriendin die het me onlangs vroeg. Geen gewone, mag u weten, maar zo’n politiek groen geëngageerde die geen vlees eet, het toilet met regenwater spoelt, haar okselhaar niet scheert (vermoed ik) en haar eigen truien breit. Beetje wollig type, zoals de mensen zeggen. “Weet je dan niet dat die shirts ergens ver van hier door kinderen worden gemaakt?”, vroeg ze, danig geïrriteerd. Waarop ik antwoordde dat zoiets alleen maar aan te moedigen valt. “Je kan niet vroeg genoeg een vak leren.” En boos dat ze was. Ik heb al weken niets meer van haar gehoord. Vrouwen!

Er is dus niets mis met lage prijzen. Mijn afkeer voor de solden zit ‘m alleen in het feit dat er tijdens het shoppen altijd wel iemand in de buurt is die erop staat dat je de uitgekozen kleding eerst past. “Want asda ni past, dan stoade da towas schoewen.” (Vrij vertaald: “Als dat niet past, dan sta je daar thuis schoon.”) In mijn geval was het altijd mijn moeder die me als kind met dat excuus in de paskamer dwong. Zelfs als ik de broeken en truien waarmee ze kwam aanzetten schreeuwlelijk vond en geen haar op mijn hoofd eraan dacht om die dingen ooit te dragen, bleef ze toch aandringen, al was het maar — zei ze dan — ‘om te weten of het model mij zou staan’. Ik zag daar hoegenaamd het nut niet van in, maar leg dat maar eens uit, als kind van zeven.

In mijn tienerjaren was het al niet veel beter. Ik herinner me nog de gêne waarmee ik als puber tussen de rekken liep, de handen vol met hemden en broeken waarmee ik zelfs tijdens carnaval niet gespot wilde worden. En klagen hielp geen moer: er moest en zou zo nodig eerst gepast worden. Mijn moeder viel niet te vermurwen. “Want asda ni past, dan stoade da towas schoewen.” Enfin, u weet ondertussen wel wat het betekent.

Dertig jaar later ben ik een grote jongen, ga ik alleen shoppen en heb ik eindelijk zelf de regie in handen. Ik koop de dingen die ik leuk vind en zelfs als omstaanders mij in de winkel bedenkelijk aankijken bij de bizarre kleurencombinaties die ik als man maak, dan koop ik het nóg. Ik laat me niet langer beïnvloeden. Vooraf wel even checken of het past, natuurlijk, anders stennek da towas schoewen. Dat passen is gaandeweg routine geworden. Ik heb er mij bij neergelegd.

En toch. Vorige week vond ik de tijd rijp voor het moment suprême, de ultieme vorm van late rebellie: kopen zonder passen! Best spannend, maar kijk, voor alles is er een eerste keer. Optimistisch scrolde ik door het aanbod van Zalando, mikte ik een hemd én een broek in het winkelmandje en keek ik met spanning uit naar de komst van de postbode. Die kwam gisteren langs.

In de doos zat een getailleerd hemdje en een strakke jeans, precies zoals ik gevraagd had. Alleen, het hemd bleek te klein, de broek veel te lang. En het model vond ik ook maar niks. Morgen stuur ik de hele handel terug.

P.S.: Mijn moeder weet van niks. Ik wil dat graag zo houden.

Meer lezen van Peter Briers
Meer lezen over
column

Meer De pen van...

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.