De pen van...

De vinger van de uroloog

Gepubliceerd: 24 februari 2022  |  Door: Peter Briers  |  Onderox editie: 217

Ik heb altijd beweerd dat ik het niét ben, maar ik kan er niet langer omheen: ik ben een hypochonder. Wie het nu hoort donderen in Keulen, heeft naast een fenomenaal goed gehoor wellicht ook wat nood aan duiding. Een hypochonder is iemand die voortdurend denkt dat hij ziek is en hem het ergste staat te wachten, maar met wie vanuit medisch standpunt niks aan de hand is. Je zal er maar mee zitten, denk je dan. Wel, ik zit ermee.

Nu kom, ik ben in goed gezelschap. De meest bekende hypochonder uit de Lage Landen was Toon Hermans. De komiek liet zich tijdens elk optreden vergezellen door zijn huisarts én een cardioloog. Zo ver heb ik het nog niet laten komen, gelukkig. Ik loop nog altijd naar de supermarkt zonder eerst mijn huisarts te raadplegen, en ga ik op reis, dan zit het mobiele nummer van mijn neuroloog vooralsnog niet onder één van mijn sneltoetsen. Ik ben — zeg maar — een hypochonder light.

Dat zou ik een maand geleden anders niet gezegd hebben. Ik had last van een kriebel in de keel en als ik snel van links naar rechts keek, voelde ik me misselijk. “Kijk dan niet snel van links naar rechts”, zal u zeggen. U heeft gelijk, maar daar was die kriebel nog niet mee van de baan. Toen uit een zelftest bleek dat het coronavirus mij te pakken had gekregen, werd ik instant overvallen door doodsangsten.

In gedachten zag ik mij al liggen op de covidafdeling. Dat beeld heeft mijn nachtrust dagenlang gesaboteerd. Ik werd om de haverklap wakker, badend in het zweet na alweer een nachtmerrie waarin ik aan de zuurstof lag, bedolven onder het gewicht van tubes en infusen. Even heb ik overwogen om alvast aan mijn testament te beginnen. Wie krijgt mijn elpees, bijvoorbeeld? Aan wie schenk ik mijn porseleinen servies? Gekocht in de Action en zo fake als de pest, maar wel een goed gerief als er schoon volk over de vloer komt. Allemaal kopzorgen, en zo vlak voor mijn dood. Mijn vrienden begonnen het op de duur lachwekkend te vinden. Wel, ik zeg hen, hier en nu: voor jullie geen koffiekoeken als het ooit zover komt. Laat staan een porseleinen servies.

Nu ik er zo over nadenk, had ik eigenlijk al vroeger kunnen weten dat ik een hypochonder ben. Toen mijn huisarts mij er onlangs op wees dat prille vijftigers meer kans maken op prostaatkanker, kon ik plots mijn prostaat voelen zitten. Zo ergens centraal boven het kruis, schatte ik. Dat bleek nog te kloppen ook. En ziek dat die voelde! Toch maar een uroloog bellen, dacht ik. Een mens kan niet zeker genoeg zijn. “Die voelt wel even met zijn vinger”, had iemand mij gezegd. Niet echt iets om naar uit te kijken, maar ik was te bang om het zo te laten. Een zieke prostaat is geen kattenpis.

Onderweg naar zijn kabinet maakte ik me zorgen over de houding tijdens zo’n vingertest. Op je knieën, met het achterwerk naar boven? Of op de rug, met de benen in de lucht? Ach, wat maakt het ook uit, troostte ik mezelf. Binnenkort ben ik er toch niet meer en dan is die uroloog mij zo weer vergeten. Hypochondrie, het doet wat met een mens. “Ik ga wat bloed prikken”, sprak de arts, nadat ik hem mijn verhaal had verteld. “Overmorgen weten we meer. Fijne dag nog.” “Maar dokter”, protesteerde ik. “Moet u niet, euh, u weet wel.” Ik stak mijn wijsvinger op, om mijn punt te maken. “Als u het prettig vindt om een vinger in uw achterwerk te voelen, mag u dat vooral zelf doen”, antwoordde hij ferm. Urologen zijn duidelijk niet voor één gat te vangen.

Met mijn prostaat is alles prima, heeft de dokter intussen laten weten. Alleen, op de plaats waar hij bloed heeft geprikt voel ik nog altijd wel wat druk. Volgens mij wordt dat een chronische pijn.

Meer lezen van Peter Briers
Meer lezen over
column

Meer De pen van...

Wil je op de hoogte blijven?

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.