Wil je op de hoogte blijven?
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.
RETIE – Wanneer ik Gibbe Staes (19) uit Retie bel voor een afspraak zit hij, hoe kan het ook anders, op de fiets. Want er moet veel getraind worden. Dit seizoen maakte Gibbe al meermaals kennis met de grote jongens van het peloton. En dat is toch een wereld van verschil met de beloften. “Ritten van boven de 200 kilometer zijn toch weer van een hele andere orde”, aldus Gibbe. “Maar we leren er wel enorm veel bij.”
Tijdens de eerste rit van de Dauphiné, voor vele renners de voorbereiding op de Ronde van Frankrijk, kregen we meteen een clash tussen de favorieten. De Sloveense wereldkampioen Tadej Pogačar trok het laken naar zich toe, net voor zijn concurrenten Vingegaard, Van der Poel en Evenepoel. En laat net Pogačar de grote patron zijn van de wielerploeg UAE, ook het team van Gibbe.
Heb je gisteren ook zo genoten van die eerste rit, Gibbe?
Gibbe Staes: “Neen, eigenlijk niet. Ik was aan het trainen. Het was voor mij, en voor velen denk ik, ook compleet onverwacht dat de tenoren elkaar zo snel zouden bekampen. Maar ik heb de ontknoping achteraf wel bekeken. Het is toch altijd plezant als je Tadej ziet glunderen op het podium.”
Ken je hem persoonlijk?
“Ik zou overdrijven als ik zeg dat we vrienden zijn. (lacht) We rijden doorheen het seizoen ook niet dezelfde wedstrijden. Dus het gebeurt niet vaak dat ik hem zie. Maar bij voorbereidingen en stages met de ploeg uiteraard wel. Het is echt een supersympathieke kerel. En het deed me eerlijk gezegd wel wat toen ik de eerste keer samen met hem op stage was.”
Hoe ben je eigenlijk bij UAE terechtgekomen?
“Ik heb altijd bij Team Acrog-Tormans gefietst. Tot en met de juniors. In mijn laatste jaar reden we vaak in het buitenland en won ik net een koers toen er een scout van UAE aanwezig was. Zij gingen het volgende seizoen starten met een beloftenploeg en ze zagen daar wel een plaatsje voor mij. Dat was natuurlijk wel een leuk momentje.” (lacht)
Je bent er ook niet de enige Belg, wel?
“Klopt. Sinds dit seizoen maken ook Rune Herregodts en Florian Vermeersch deel uit van het team. Rune zie ik niet zo vaak maar met Florian heb ik al dikwijls samen gekoerst. Al zijn ze beiden een paar jaar ouder en draaien ze al langer mee in het profpeloton. Er is Duarte Marivoet bij de beloftes. En dan is er uiteraard Tim Wellens. Hij zit al enkele jaren bij de ploeg en brengt zeer veel ervaring mee. Jammer genoeg is hij dit seizoen langere tijd uit competitie geweest met blessures.”
Momenteel zweef je een beetje tussen de beloften en de profs. Klopt dat?
“Inderdaad. Op zich ben ik nog belofte en fiets ik ook in die categorie. Maar als er bij de profs iemand uitvalt, mag ik regelmatig invallen. Zo heb ik toch al enkele mooie koersen kunnen rijden zoals Kuurne-Brussel-Kuurne, de Brabantse Pijl en Nokere Koerse. Bij de echte klassiekers mogen geen beloften deelnemen. Dus dat zal nog niet voor dit seizoen zijn.”
Hoe groot is het verschil tussen een wedstrijd voor beloften en profs?
“Best groot als je het mij vraagt. Niet alleen de afstand. Want je gaat bij de profs al gauw over de 200 kilometer. Als je dan weet dat dit bij de juniors ongeveer een 120 kilometer is. Bij de beloften gaat dat naar 160 à 180 kilometer. Maar er wordt verdorie hard gereden bij de profs. Zo herinner ik mij de Brabantse Pijl van dit jaar. Van Aert en Evenepoel rijden voor het peloton, waar wij zonder overdrijven meer dan 55 kilometer per uur knalden. En toch kwamen we geen meter dichter. Hoe hard kun je dan rijden?”
Nu noem je ook twee kleppers op.
“Ik weet het. Maar die rijden ook wel mee hé. Helaas, zou ik bijna zeggen. (lacht) Vroeger kon je in dergelijke wedstrijden als renner uit de tweede lijn wel eens mee tot in de finale geraken. Maar dan moest je zelf op 100 kilometer van de streep in de aanval gaan. Nu demarreren die mannen zelf al zo ver voor de meet. Dat maakt het voor renners van mijn kaliber niet altijd makkelijker. Maar je hoort me niet klagen. Ik leer enorm veel bij in dergelijke koersen. En niemand verwacht dat ik daar al met de bloemen naar huis ga, hé.” (lacht)
Zo’n wielerploeg managen, dat kan je al vergelijken met best een grote onderneming, lijkt mij. Logistiek toch ook niet altijd makkelijk?
“Helemaal mee eens. Tijdens onze laatste stage werd er een volledig hotel afgehuurd. Terwijl we met ongeveer 45 renners zijn. Maar er komt zoveel bij kijken. Om een klein voorbeeld te geven. Ik zou ergens in het voorjaar twee weekends na elkaar een wedstrijd in Italië rijden. Dus ik verblijf daar met de ploeg. Na de eerste wedstrijd was het de bedoeling om een week ter plaatse te trainen. Dan krijg je plots bericht dat er een plaats is vrijgekomen in de Brabantse Pijl. Dan is het meteen naar de luchthaven en terug naar België. Maar er moet uiteraard ook altijd een identieke fiets beschikbaar zijn. Na de Brabantse Pijl is het dan terug naar Italië voor de volgende wedstrijd. Dus je hebt daar binnen het team iemand die enkel en alleen de vliegtickets en het vervoer van en naar de luchthaven regelt. En dat loopt eerlijk gezegd allemaal gesmeerd. Ik moet me daar echt van niets iets aantrekken. Alles wordt voor je gedaan. Zo krijg ik ook voor elke dag een trainingsschema doorgestuurd. Zelfs daar moet ik niet over nadenken.”
Heb je trainingspartners in de buurt?
“Zeker wel. Jasper Schoofs woont in Mol en rijdt bij Soudal Quick-Step. Maar ook Aless De Bock en Sente Sentjens wonen in de buurt. Daar spreek ik regelmatig mee af.”
Hoe was je voorjaar in het algemeen?
“Niet zo bijzonder. Kan zeker beter. Ik keek heel erg uit naar Parijs-Roubaix bij de beloften maar door een val al redelijk vroeg in de wedstrijd was de koers eigenlijk al voorbij toen ze nog moest beginnen. Heel jammer. Daarnaast behaalde ik wel de zevende plaats op het Belgisch Kampioenschap tijdrijden. Dat had ik niet meteen verwacht want ik had me daar niet specifiek op voorbereid. Maar zoals gezegd, ik leer elke wedstrijd nog veel bij. Ik ben nog jong.”
Wat voor type renner ben jij?
“Ik vind mezelf eigenlijk wel een Flandrien. Ik fiets graag in de Vlaamse Ardennen en Roubaix bijvoorbeeld. Het eerste jaar bij UAE heb ik zeer veel in Italië gekoerst. Naast het vele reizen liggen die wedstrijden me ook minder. Dit jaar zijn er meer wedstrijden buiten Italië geweest, waaronder in België. Dat ligt me duidelijk beter. Verder, ik ben zeker niet traag aan de meet maar ik kom nog wel tekort bij massaspurten. Uiteraard rij ik bij UAE vooral in een dienende rol, als knecht. En dat ligt me wel.”
Hoe ben je eigenlijk coureur geworden?
“Goh, ik ben al redelijk vroeg beginnen fietsen. Als elf- of twaalfjarige denk ik. Dat was toen bij de miniemen. Mijn ouders fietsen ook veel. Dus die hebben mij vermoedelijk onbewust hiervoor wel gemotiveerd. In die tijd waren dat wedstrijden van 15 kilometer of zo. Soms ook een behendigheidsparcours. Later ging je dan naar de aspiranten en zo naar de nieuwelingen. Het is eigenlijk allemaal vanzelf gegaan. Ik ben nooit een veelwinnaar geweest maar ik ben wel altijd consequent blijven trainen en koersen.”
Hoe ziet de rest van het seizoen er nog uit?“Ik kom nu net uit een rustperiode. Momenteel ben ik terug aan het opbouwen voor de volgende wedstrijden. Er staat nog heel wat op het programma maar niet de grote wedstrijden. Al kan dat morgen uiteraard weer anders zijn. Bovendien loopt op het einde van het seizoen ook mijn contract af. Dus is het bekijken of er een verlenging mogelijk is. In principe fiets ik nog twee jaar als belofte. We zien wel waar we uitkomen.”
Foto’s: UAE Team Emirates
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke maand een overzicht met de belangrijkste nieuwsberichten.